ECLI:NL:RVS:2018:2343

Raad van State

Datum uitspraak
11 juli 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
201704439/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de Vereniging van Eigenaren Klooster Baptist tegen de afwijzing van handhaving tegen DUBO-techniek Energie B.V. wegens overtreding van watervergunning voorschriften

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Vereniging van Eigenaren (VvE) Klooster Baptist tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De VvE had het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant verzocht om handhavend op te treden tegen DUBO-techniek Energie B.V. (DUBO) wegens overtreding van voorschriften verbonden aan een watervergunning. De VvE stelt dat er vanaf de oplevering van het appartementencomplex in 2008 problemen zijn met de klimaatbeheersing, wat heeft geleid tot klachten van bewoners over hoge energiekosten en comfortproblemen. Het college heeft het verzoek van de VvE afgewezen, en de rechtbank heeft deze afwijzing bevestigd. De VvE is van mening dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op haar argumenten over de naleving van het Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen. De rechtbank oordeelde dat de VvE geen rechtstreeks belang heeft bij de handhaving van de watervergunning, omdat haar belangen slechts indirect zijn geraakt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201704439/1/A1.
Datum uitspraak: 11 juli 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Vereniging van Eigenaren Klooster Baptist (hierna: de VvE), gevestigd te Rosmalen,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 20 april 2017 in zaak nr. 16/1783 in het geding tussen:
de VvE
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant.
Procesverloop
Bij brief van 24 november 2015 heeft het college het verzoek van de VvE om handhavend op te treden tegen DUBO-techniek Energie B.V. (hierna: DUBO) wegens overtreding van aan de watervergunning verbonden voorschriften, afgewezen.
Bij besluit van 24 mei 2016 heeft het college het door de VvE daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, voor zover dit betrekking heeft op handhaving van de watervergunning, en voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 april 2017 heeft de rechtbank het door de VvE daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 24 mei 2016 vernietigd, voor zover het bezwaar daarbij ongegrond is verklaard, en het bezwaar in zoverre zelf voorziend alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de VvE hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 april 2018, waar de VvE, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. M.J.B. Bruggeman, vergezeld door ing. E. Sanders, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting verschenen DUBO, vertegenwoordigd door [gemachtigden].
Overwegingen
Inleiding
1. Klooster Baptist is een medio 2008 opgeleverd appartementencomplex aan de Vlietdijk te Rosmalen. Voor de klimaatbeheersing in de appartementen wordt gebruik gemaakt van een systeem van warmte-koudeopslag (WKO). De VvE stelt dat er vanaf het begin veel problemen zijn geweest met de zogenoemde comfortproducten warmte en koelte. In verband daarmee heeft zij het college bij brief van 27 juli 2015 verzocht om handhavend op te treden wegens overtreding van de aan DUBO verleende watervergunning.
2. Aan DUBO is op 23 oktober 2007 een vergunning krachtens de Grondwaterwet verleend voor het onttrekken aan en het weer injecteren in de bodem van water ten behoeve van de WKO. Met ingang van 22 december 2009 is deze vergunning gelijkgesteld met een door het college verleende watervergunning als bedoeld in de Waterwet.
3. Het college stelt zich op het standpunt dat het belang van de VvE en de bewoners die zij vertegenwoordigt, niet rechtstreeks betrokken is bij naleving van de aan de watervergunning verbonden voorschriften. De rechtbank is tot dezelfde conclusie gekomen.
Reikwijdte verzoek om handhaving
4. De VvE voert aan dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op haar betoog dat het college heeft nagelaten te toetsen aan het Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen.
5. De rechtbank heeft overwogen dat het verzoek om handhaving zich toespitst op de niet-naleving door DUBO van voorschrift 8 van de aan haar voor de WKO verleende vergunning.
6. Bovenaan de brief van de VvE van 27 juli 2015 is als onderwerp vermeld: "handhaving vergunning WKO". In de brief wijst de VvE op een in 2013 vastgesteld koude overschot van 44%, oftewel een onbalans, en verzoekt zij het college een efficiënte en effectieve handhaving van de vergunning WKO te bevorderen.
6.1. Voorschrift 8 van de watervergunning bepaalt:
"De energiebalans dient zo sluitend mogelijk te worden gehouden. In verband met de klimatologische omstandigheden mag het systeem over een periode van 5 jaar een energiebalans te hebben die maximaal 15% mag afwijken van de jaarlijks verplaatste hoeveelheid energie. Over een periode van 10 jaar mag deze afwijking van de energiebalans niet meer dan 10% bedragen."
6.2. Bij het Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen (Stb. 2013, 112) is paragraaf 5a aan het Waterbesluit toegevoegd. Deze paragraaf heeft betrekking op het installeren en in werking hebben van een open bodemenergiesysteem. Artikel 6.11a verplicht het bevoegde gezag om bepaalde voorschriften aan een watervergunning te verbinden. Op grond van die bepaling in samenhang met artikel 6.11c moet aan een watervergunning een voorschrift worden verbonden dat inhoudt dat bij een onbalans een plan van aanpak moet worden ingediend. Deze verplichting geldt in dit geval echter niet, omdat de vergunning vóór inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen is verleend.
6.3. Het college en de rechtbank hebben de brief van de VvE van 27 juli 2015, gezien de inhoud en het daarin vermelde onderwerp, terecht opgevat als een handhavingsverzoek dat betrekking heeft op naleving van voorschrift 8 van de watervergunning. Uit de brief blijkt niet dat tevens is verzocht handhavend op te treden tegen overtreding van het Waterbesluit, zoals dit na het Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen luidt. Weliswaar is verzocht om een door de vertegenwoordiger van de VvE opgesteld plan van aanpak in behandeling te nemen, maar de brief vermeldt het Waterbesluit of het Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen niet. Nu de artikelen 6.11a en 6.11c van het Waterbesluit ook niet van toepassing zijn op de vergunning waarvan handhaving is gevraagd, heeft het college hierin niet tevens een verzoek om handhaving van het Waterbesluit hoeven zien. Voor toetsing aan het Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen bestond daarom geen grond.
6.4. Gelet op het voorgaande leidt het betoog niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
Belanghebbendheid
7. De VvE betoogt dat een causaal verband bestaat tussen het niet naleven van de vergunningvoorschriften en de klachten van de bewoners. Die klachten betreffen een te hoog warmteverbruik en daardoor een te hoge energierekening, grote verschillen in het warmteverbruik tussen de appartementen onderling en warmtecomfortproblemen. Het koude overschot van 44% in het ondergrondse deel van het bodemenergiesysteem kan volgens haar de oorzaak hiervan zijn. Zij bestrijdt dat bijverwarming, als de WKO niet voldoende presteert, niet leidt tot een hogere energierekening. Wanneer DUBO de energiebalans herstelt door het inzetten van een gasketel in plaats van de warmtepomp, komt de energiebesparing van het bodemenergiesysteem volgens haar onder druk te staan.
8. De rechtbank heeft overwogen dat de VvE alleen afgeleide belangen heeft, omdat haar belangen door de afwijzing van het verzoek om handhaving slechts indirect, via een contractuele relatie, worden geraakt.
9. DUBO is exploitant van de WKO-installatie. In die hoedanigheid moet zij voldoen aan de in voorschrift 8 opgenomen eis ten aanzien van de energiebalans. DUBO is tevens energieleverancier. In die hoedanigheid heeft zij contractuele verplichtingen jegens de bewoners van de appartementen in Klooster Baptist.
9.1. De VvE stelt niet dat de appartementseigenaren directe gevolgen van een koude of warmte overschot in de bodem ondervinden. Het is ook niet aannemelijk dat zij een dergelijk overschot feitelijk waarnemen. De VvE komt in deze procedure op voor het gemeenschappelijk belang van de leden als energie-afnemers. Dat belang berust op de contractuele verhouding tot de energieleverancier, DUBO. Het al dan niet handhavend optreden tegen overtreding van vergunningvoorschrift 8 heeft voor hen hooguit gevolgen via die contractuele verhouding.
Niet in geschil is dat een koude overschot van invloed kan zijn op het rendement van de warmtepomp van de WKO-installatie. DUBO, als exploitant van de WKO-installatie, heeft belang bij een goed werkende installatie en een hoog rendement van de warmtepomp. Zou een koude overschot leiden tot een lager rendement van de warmtepomp en daarmee tot een hoger warmteverbruik, verschillen in warmteverbruik, hogere energierekeningen of minder warmtecomfort, zoals de VvE stelt, dan betekent dit dat een goede warmte-koudebalans in het belang is van zowel DUBO als de VvE. Het belang van de VvE loopt daarmee parallel aan dat van DUBO, zodat zij geen eigen, maar een van DUBO afgeleid belang heeft bij een zo gering mogelijke afwijking van de energiebalans en dus bij naleving van voorschrift 8.
9.2. Uit het voorgaande volgt dat het belang van de VvE niet rechtstreeks betrokken is bij naleving van voorschrift 8 van de aan DUBO verleende watervergunning. Zij is daarom geen belanghebbende. De rechtbank heeft haar bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Conclusie
10. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De overige gronden behoeven geen bespreking.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, griffier.
w.g. Helder w.g. Visser
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2018
148.