ECLI:NL:RVS:2018:2301

Raad van State

Datum uitspraak
11 juli 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
201705182/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de verlening van een ligplaatsvergunning voor bedrijfsvaartuigen aan de Polonceaukade in Amsterdam

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van New Orange B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 18 mei 2017 het beroep van New Orange ongegrond verklaarde. New Orange had bezwaar gemaakt tegen de verlening van een ligplaatsvergunning aan Boaty B.V. voor vier bedrijfsvaartuigen aan de Polonceaukade in Amsterdam. Het algemeen bestuur had op 3 maart 2016 de vergunning verleend, waarna New Orange op 6 december 2016 bezwaar maakte, dat ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het algemeen bestuur de vergunning in redelijkheid had kunnen verlenen, wat New Orange betwistte in hoger beroep. Tijdens de zitting op 12 juni 2018 werden beide partijen vertegenwoordigd door hun advocaten. New Orange stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de aanvragen van New Orange en Boaty niet op volgorde van binnenkomst behandeld hoefden te worden. New Orange voerde aan dat de impact van hun grotere boten op de kade niet voldoende was meegewogen en dat de vergunningen niet eerlijk waren verdeeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het algemeen bestuur de vergunning aan Boaty mocht verlenen, omdat er geen weigeringsgronden uit de Verordening op het binnenwater 2010 (Vob) van toepassing waren. Het hoger beroep van New Orange werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

201705182/1/A3.
Datum uitspraak: 11 juli 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
New Orange B.V., gevestigd te Monnickendam, gemeente Waterland,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 mei 2017 in zaak nr. 16/7924 in het geding tussen:
New Orange
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (lees: het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van Stadsdeel West, thans: het college).
Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2016 heeft het algemeen bestuur een ligplaatsvergunning verleend aan Boaty B.V. voor vier bedrijfsvaartuigen aan de Polonceaukade ter hoogte van huisnummer 2 te Amsterdam.
Bij besluit van 6 december 2016 heeft het algemeen bestuur het door New Orange daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 mei 2017 heeft de rechtbank het door New Orange daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft New Orange hoger beroep ingesteld.
Het algemeen bestuur heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft een nader stuk ingediend.
New Orange heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juni 2018, waar New Orange, vertegenwoordigd door mr. S. Levelt en mr. L.W. Tellegen, advocaten te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door J. Niesten, mr. D.B. Smaalders, mr. H.J. de Groot en mr. S. Belghazi, zijn verschenen. Verder is ter zitting Boaty, vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1.    De relevante bepalingen uit de Verordening op het binnenwater 2010 (hierna: Vob) zijn opgenomen in de aangehechte bijlage die deel uit maakt van deze uitspraak.
2.    New Orange heeft voor tien bedrijfsvaartuigen ligplaatsvergunningen aangevraagd op de locatie Haarlemmertrekvaart tegenover de Haarlemmerweg 27-75. Van de tien aanvragen heeft het algemeen bestuur drie aanvragen ingewilligd en zeven aanvragen afgewezen. De aanvragen van New Orange om ligplaatsvergunningen zijn eerder ingediend dan de aanvragen van Boaty.
3.    Het algemeen bestuur heeft de door Boaty aangevraagde ligplaatsvergunning verleend omdat er geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan, Boaty voor de desbetreffende boten over een exploitatievergunning beschikt, er geen nautische bezwaren bestaan en omdat zich geen weigeringsgrond uit artikel 2.4.1, vierde lid, van de Vob voordoet. Het gaat om boten met een afmeting van 5,16 meter lang, 1,70 meter breed en 0,80 meter hoog. In bezwaar heeft het algemeen bestuur deze verlening gehandhaafd. Het algemeen bestuur is New Orange niet in het standpunt gevolgd dat de aanvragen voor ligplaatsvergunningen op volgorde van aanvraag moeten worden afgehandeld en dat aan haar vergunningen hadden moeten worden verleend omdat zij de aanvragen eerder dan Boaty had ingediend. Daartoe heeft het algemeen bestuur redengevend geacht dat de tien vaartuigen van New Orange die elk 14 meter lang zijn een stuk groter zijn dan de vier vaartuigen van Boaty. De impact op de kade van de vier boten van Boaty is veel kleiner dan de impact van de tien boten van New Orange op de kade, aldus het algemeen bestuur.
4.    New Orange betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het algemeen bestuur de verlening van de ligplaatsvergunning in redelijkheid in bezwaar heeft kunnen handhaven. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat sprake is van zodanig verschillende locaties en aanvragen dat de aanvragen van New Orange niet voor de aanvragen van Boaty hadden moeten gaan. Zowel de aanvragen van New Orange als die van Boaty zien op ligplaatsen in de Haarlemmertrekvaart voor bedrijfsvaartuigen. Na de weigering van de aanvragen van New Orange heeft zich geen wijziging in de omstandigheden voorgedaan. Het algemeen bestuur heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat de boten van New Orange en Boaty qua afmetingen en wat betreft hun impact op de kade sterk van elkaar verschillen. In de Vob wordt voor de ligplaatsvergunningen geen onderscheid gemaakt in de lengte van een vaartuig. Bij gebreke van een ander verdelingssysteem moeten de aanvragen op volgorde van binnenkomst worden afgehandeld. Dit betekent dat de aanvragen van New Orange voorgaan op de aanvraag van Boaty. Met de verleende ligplaatsvergunning heeft het algemeen bestuur 20,64 meter van de Haarlemmertrekvaart in gebruik gegeven aan een rederij om ligplaats in te nemen met vier bedrijfsvaartuigen. In plaats van de ligplaatsen aan Boaty te vergunnen had aan New Orange ten minste één van de zeven geweigerde vergunningen moeten worden verleend voor een bedrijfsvaartuig van 14 meter lang. Het algemeen bestuur heeft niet gespecificeerd dat die 20,64 meter alleen aan de oostelijke zijde van de brug is gelegen, waar de ligplaatsvergunning van Boaty op ziet. Door Boaty een ligplaatsvergunning te verlenen heeft het algemeen bestuur het verbod op willekeur, het fair play beginsel en het rechtszekerheidsbeginsel geschonden door onderscheid te maken in de lengte en breedte van vaartuigen zonder dat daartoe een basis bestaat in de regelgeving of het beleid, aldus New Orange.
4.1.    Voor het verlenen van de vergunning is de volgorde van binnenkomst van de aanvragen niet bepalend. Dat zeven van de tien aanvragen van New Orange zijn afgewezen betekent niet dat aan Boaty geen ligplaatsvergunning kan worden verleend. Iedere aanvraag dient op zijn eigen merites te worden beoordeeld. Hoewel zowel de aanvragen van New Orange als die van Boaty zien op de Haarlemmertrekvaart, gaat het om verschillende aanleglocaties, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen. New Orange heeft geen aanvraag ingediend voor ligplaatsvergunningen aan de Polonceaukade. De weigering van de aangevraagde vergunningen van New Orange is niet ingegeven door het feit dat aan Boaty wel een vergunning is verleend. De boten van New Orange zijn aanzienlijk groter dan die van Boaty en dus is de impact en het beslag op de kade, gelet op de hoeveelheid boten van New Orange, ook aanzienlijk groter. Dit zijn relevante factoren in het kader van de ordening als bedoeld in artikel 2.3.1, tweede lid, van de Vob. De rechtbank is terecht tot de conclusie gekomen dat het algemeen bestuur op basis van het voorgaande de ligplaatsvergunning aan Boaty mocht verlenen, aangezien geen van de in de Vob genoemde weigeringsgronden zich voordoen.
Het betoog faalt.
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Niane-van de Put, griffier.
w.g. Hagen    w.g. Niane-van de Put
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2018
805. BIJLAGE
Vob
Artikel 2.2.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
b. bedrijfsvaartuig: een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet zijnde een zeeschip, binnenschip of dienstvaartuig, hoofdzakelijk gebruikt voor de uitoefening van een reëel bedrijf of beroep dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten;
c. passagiersvaartuig: een bedrijfsvaartuig, hoofdzakelijk gebruikt voor of bestemd tot:
1. vervoer van personen, of
2. om beschikbaar te worden gesteld aan een of meer personen ten behoeve van varende recreatie;
d. pleziervaartuig: een schip, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie;
[…]
Artikel 2.3.1 Ligplaatsvergunning woonboot
1. Het is verboden, zonder of in afwijking van een vergunning van het college met een woonboot ligplaats in te nemen. De vergunning is persoons-, ligplaats- en vaartuiggebonden.
2. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van de welstand, ordening, de veiligheid, het milieu, het bestemmingsplan, en de vlotte en veilige doorvaart.
3. De vergunning kan alleen worden verleend, indien de overige vergunningen of ontheffingen zijn of worden verleend.
Artikel 2.4.1 Ligplaatsvergunning bedrijfsvaartuig
1. Het is verboden, zonder of in afwijking van vergunning van het college met een bedrijfsvaartuig ligplaats in te nemen. De vergunning is persoons-, ligplaats-, bedrijfs- en vaartuiggebonden.
[…]
4. Artikel 2.3.1, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing. […]