201803011/2/R3.
Datum uitspraak: 10 juli 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Heerjansdam, gemeente Zwijndrecht,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Zwijndrecht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 maart 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie] Heerjansdam" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker A] en [verzoeker B] beroep ingesteld.
[verzoeker A] en [verzoeker B] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker A] en [verzoeker B], de raad en [belanghebbende] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 juli 2018, waar [verzoeker A] en [verzoeker B] en de raad, vertegenwoordigd door F.A. Jiskoot en A.M. Bos, zijn verschenen. Verder is daar [belanghebbende], bijgestaan door mr. R.S. Wijling, advocaat te Rotterdam, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel [locatie] te Heerjansdam waar in een bijgebouw [bed & breakfast] is gevestigd en een kleinschalig zwembad aanwezig is.
3. [verzoeker A] en [verzoeker B] willen met hun verzoek in de eerste plaats bereiken dat er voor het perceel [locatie] geen omgevingsvergunningen voor bouwen kunnen worden verleend totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan over hun beroep.
4. Ter zitting heeft [belanghebbende], de eigenaar van het perceel [locatie], verklaard dat er geen aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen zal worden ingediend totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan over het beroep van [verzoeker A] en [verzoeker B] met betrekking tot het bestemmingsplan "[locatie] Heerjansdam". Gelet hierop ontbreekt naar het oordeel van de voorzieningenrechter in zoverre het spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
5. Verder willen [verzoeker A] en [verzoeker B] met hun verzoek bereiken dat het zwembad in de bed & breakfast niet mag worden gebruikt voor het geven van lessen aan maximaal vier personen per les en de lunchroom tijdens openingsuren van het zwembad niet mag worden gebruikt voor het aanbieden van koffie en dergelijke totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan over hun beroep. Zij stellen dat dit leidt tot parkeeroverlast en een verkeersonveilige situatie.
6. Ter zitting heeft [belanghebbende] verklaard dat de lunchroom tijdens de openingsuren van het zwembad niet in gebruik zal worden genomen totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan over het beroep van [verzoeker A] en [verzoeker B] met betrekking tot het bestemmingsplan. Gelet hierop ontbreekt naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook in zoverre het spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Voor het overige leidt de inwerkingtreding van het plan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter evenmin tot onomkeerbare gevolgen, nu een eventuele vernietiging van het plan in de bodemprocedure tot gevolg heeft dat een gebruik van het zwembad voor het geven van lessen wegens strijd met het vorige bestemmingsplan dan zal moeten worden beëindigd. Niet aannemelijk is geworden dat in afwachting van de uitspraak van de Afdeling over het beroep van [verzoeker A] en [verzoeker B] met betrekking tot het bestemmingsplan ter plaatse sprake is van een onaanvaardbare situatie wat betreft de aspecten verkeer of parkeren. Daarbij is van belang dat het geven van zwemles een kleinschalig karakter heeft.
7. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Priem
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2018
646.