ECLI:NL:RVS:2018:226

Raad van State

Datum uitspraak
24 januari 2018
Publicatiedatum
24 januari 2018
Zaaknummer
201700369/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep omgevingsvergunning voor woningen in bedrijfshal te Dronten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 6 januari 2017 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het geschil betreft de vraag of er van rechtswege een omgevingsvergunning is verleend voor het wijzigen van een woning in een bedrijfspand op het perceel [locatie 32] te Dronten. Het college van burgemeester en wethouders van Dronten had op 14 juni 2016 aan [appellant] medegedeeld dat er een omgevingsvergunning was verleend voor het wijzigen van de woning in het bedrijfspand. De rechtbank oordeelde dat uit de aanvraag en de bijbehorende bouwtekeningen niet duidelijk bleek dat de aanvraag betrekking had op de bouw van twee woningen. De rechtbank concludeerde dat er van rechtswege vergunning was verleend voor de bouw van één woning.

In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de aanvraag om omgevingsvergunning slechts betrekking heeft op één woning. Hij voert aan dat de aanvraag duidelijk betrekking heeft op twee woningen, onderbouwd met verwijzingen naar het aanvraagformulier en de koopovereenkomst van de grond. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 19 december 2017 ter zitting behandeld, waar [appellant] en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren.

De Afdeling oordeelt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat er van rechtswege voor één woning omgevingsvergunning is verleend. De Afdeling bevestigt de conclusie van de rechtbank dat de aanvraag om omgevingsvergunning, zoals deze op 3 april 2015 is ingediend, als uitgangspunt moet worden genomen. De Afdeling wijst op verschillende aanwijzingen in de aanvraag en de bouwtekeningen die duiden op de aanvraag van één woning. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201700369/1/A1.
Datum uitspraak: 24 januari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Dronten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 6 januari 2017 in zaak nr. 16/2958 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Dronten.
Procesverloop
Bij besluit van 14 juni 2016 heeft het college aan [appellant] medegedeeld dat van rechtswege een omgevingsvergunning is verleend voor het wijzigen van de woning in het bedrijfspand (hierna: bedrijfshal) op het perceel [locatie 32] te Dronten.
Bij uitspraak van 6 januari 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk overgelegd.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 december 2017, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door P. Pasveer en G.E. Topper-Meijering, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    In de bedrijfshal zijn, zonder omgevingsvergunning, twee woningen gerealiseerd. [appellant] woont met zijn vrouw in een woning op de begane grond en zijn zoon in een woning op de eerste verdieping. De bedrijfshal heeft als nummeraanduiding 32A. Daarnaast heeft een inpandige woning de nummeraanduiding 32. In geschil is de vraag of van rechtswege voor één of twee woningen omgevingsvergunning is verleend. De rechtbank heeft overwogen dat uit de aanvraag en de daarbij behorende bouwtekeningen niet duidelijk blijkt dat de aanvraag ziet op de bouw van twee woningen. Naar het oordeel van de rechtbank mocht het college concluderen dat er van rechtswege vergunning is verleend voor de bouw van één woning.
Het hoger beroep
2.    [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de aanvraag om omgevingsvergunning ziet op de bouw van twee woningen in de bedrijfshal. Hiertoe voert hij - samengevat - aan dat in het aanvraagformulier voor de vergunning bij de vraag voor welke locatie vergunning wordt gevraagd, "[locatie 32]" is ingevuld en vervolgens bij de vraag of de werkzaamheden in de aanvraag voor meerdere adressen gelden, de specifieke locatie "[locatie 32A]", is ingevuld. Voorts verwijst [appellant] naar de koopovereenkomst van de grond van het perceel van 29 augustus 1997 waar in artikel 8 "bedrijfswoningen" staat vermeld, waaruit hij concludeert dat het gaat om meer dan één woning. Ook stelt hij dat het college wist dat de aanvraag ziet op twee woningen omdat het college bij brief van 19 mei 2015, waarin het college [appellant] verzoekt om aanvullende gegevens voor de aanvraag te overleggen, vermeldt dat uit de aanvraag blijkt dat sprake is van een tweede bedrijfswoning.
2.1.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat van rechtswege voor één woning omgevingsvergunning is verleend. Daarbij heeft zij met juistheid de aanvraag om omgevingsvergunning, zoals deze op 3 april 2015 namens [appellant] is ingediend, als uitgangspunt genomen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat hoewel er op één van de bij de aanvraag behorende bouwtekeningen van 27 maart 2015 twee woningen zijn ingetekend, er voldoende aanwijzingen zijn dat slechts voor één woning vergunning is gevraagd. Hiertoe is van belang dat op de bouwtekening bij woning II, gelegen op de verdieping, "indeling nog nader te bepalen" alsmede "fase 2" staat vermeld. Het ontbreken op de tekening van een indeling van de ruimte, waarbij behalve binnenmuren ook toilet, bad- en opslagplaatsen en aanrecht-, kook-, stook- en warmwatertoestellen ontbreken, duidt er in combinatie met de vermelding van "fase 2" op dat woning II geen deel uitmaakt van de aanvraag. Dat [appellant] heeft gesteld dat zijn zoon de indeling van de woning op een later moment wil bepalen, maakt dat niet anders. Daarbij komt dat op de bouwtekeningen de naam "woning in bedrijfspand Dronten" staat vermeld en op het voorblad "Dronten, [locatie 32], aanvraag omgevingsvergunning", hetgeen gelet op de enkelvoudige aanduiding een aanwijzing vormt dat het gaat om één woning. Verder heeft de rechtbank voor de conclusie dat één woning is aangevraagd terecht van belang geacht dat op het aanvraagformulier staat vermeld dat de gebruiksoppervlakte van de woning na uitvoering van de bouwwerkzaamheden 110 m² zal zijn, hetgeen overeenkomt met de gebruiksoppervlakte van woning I op de bouwtekening, en niet ook met woning II. Voor zover [appellant] stelt dat op het aanvraagformulier geen ruimte bestaat om de afwijkende oppervlakte van woning II te vermelden, kan hem dat niet baten. [appellant], dan wel de architect die hem bijstond, had die afwijkende maat in een bijlage bij het aanvraagformulier of in een aparte brief bij de aanvraag kunnen vermelden. Het gestelde door [appellant] dat het gebruikelijk is een aanvraag om vergunning incompleet in te dienen om te kijken of het bouwplan past in het bestemmingsplan en voldoet aan de redelijke eisen van welstand, maakt de conclusie dat het gaat om één woning niet anders. De indeling van woning I is immers wel vermeld en bovendien spelen redelijke eisen van welstand geen rol gezien de omstandigheid dat de woningen zich bevinden in de bedrijfshal en zijn de beide woningen - naar door [appellant] gesteld - al jaren als zodanig gerealiseerd en in gebruik.
De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat in de vermelding op het aanvraagformulier van twee verschillende huisnummers geen doorslaggevend aanknopingspunt kan worden gevonden voor een ander oordeel. De woning met huisnummer 32 bevindt zich in het bedrijfspand met nummer 32A, zodat vermelding van het perceel "De [locatie 32A]" als specifieke locatie en vermelding van huisnummer 32 als adres, niet noodzakelijkerwijs tot de conclusie hoeft te leiden dat vergunning voor twee woningen wordt aangevraagd. Ook hetgeen [appellant] aanvoert over het toekennen van huisnummerbesluit 32A, maakt de conclusie niet anders omdat het nemen van een dergelijk besluit op basis van andere motieven geschiedt dan de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Ook de aanslagen van de zuiveringsheffing, de besluiten in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de besluiten van de sociale verzekeringsbank die aan zowel huisnummer 32 en 32A zijn gericht, geschieden op grond van andere motieven en daaraan kan niet de conclusie worden verbonden die [appellant] daar aan verbonden wil zien. Voor zover [appellant] stelt dat het op grond van het ten tijde van de bouw van de bedrijfshal geldende bestemmingsplan was toegestaan een inpandige woning te bouwen, wordt overwogen dat het bestemmingsplan niet van belang is voor het antwoord op de vraag of één of twee woningen zijn aangevraagd. Ook is daarvoor niet van belang wat in de koopovereenkomst is opgenomen.
Uit de brief van het college van 19 mei 2015 waarin het college [appellant] verzoekt om aanvullende gegevens voor de aanvraag en waarin wordt vermeld dat uit de aanvraag blijkt dat er sprake is van een tweede bedrijfswoning, kan evenmin de conclusie worden getrokken dat twee woningen zijn aangevraagd. Ter zitting heeft het college genoegzaam toegelicht dat het op grond van het bestemmingsplan al was toegestaan een bedrijfswoning naast de bedrijfshal op te richten en dat de aanvraag op een andere locatie om die reden wordt gezien als het oprichten van een tweede bedrijfswoning.
Het betoog faalt.
Conclusie
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, griffier.
w.g. Uylenburg    w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2018
414.