ECLI:NL:RVS:2018:2159
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- A.B.M. Hent
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod van vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 11 januari 2018. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, het terugkeerbesluit en het inreisverbod vernietigd, en de vreemdeling schadevergoeding toegekend. De staatssecretaris had op 29 december 2017 besloten dat de vreemdeling de Europese Unie onmiddellijk moest verlaten en had een inreisverbod uitgevaardigd. Tevens werd de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze uitspraak de rechtsvraag behandeld of een eerder door de vreemdeling in een andere lidstaat ingediend verzoek om internationale bescherming in de weg staat aan het gebruik van de terugkeerprocedure. De Afdeling heeft deze vraag eerder beantwoord in een andere uitspraak van 7 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1911) en heeft geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk gegrond is. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van de vreemdeling tegen de besluiten van 29 december 2017 wordt ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee leden van de Afdeling, in aanwezigheid van de griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 juni 2018.