ECLI:NL:RVS:2018:2095

Raad van State

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
201805172/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • W. van Eck
  • A. van de Kolk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring na uitspraak rechtbank

Op 7 juni 2018 is een vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, heeft op 22 juni 2018 het beroep van de vreemdeling tegen deze maatregel gegrond verklaard. De rechtbank heeft de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen en schadevergoeding aan de vreemdeling toegekend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 22 juni 2018 mondeling uitspraak gedaan. In deze uitspraak is bepaald dat de staatssecretaris geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de voorzieningenrechter op 25 juni 2018 op het verzoek om een voorlopige voorziening heeft beslist. Dit betekent dat de vreemdeling in vreemdelingenbewaring blijft totdat er een beslissing is genomen over de voorlopige voorziening.

De zaak betreft een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de voorzieningenrechter gebruik heeft gemaakt van artikel 8:83, vierde lid, van die wet. De uitspraak van de voorzieningenrechter is een ordemaatregel en heeft directe gevolgen voor de situatie van de vreemdeling in bewaring.

Uitspraak

201805172/2/V3.
Datum uitspraak: 22 juni 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 22 juni 2018 in zaak nr. NL18.10871 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Bij besluit van 7 juni 2018 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 22 juni 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van die dag bevolen en de vreemdeling schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij mondelinge uitspraak van 22 juni 2018 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel bepaald dat de staatssecretaris aan de uitspraak van de rechtbank van 22 juni 2018 geen gevolg hoeft te geven, totdat de voorzieningenrechter op 25 juni 2018 op het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen heeft beslist.
w.g. Van Eck    w.g. Van de Kolkvoorzieningenrechter
griffier    347.