ECLI:NL:RVS:2018:2069

Raad van State

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
201804785/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake voorlopige voorziening door college van burgemeester en wethouders van Den Haag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 mei 2018. De rechtbank had eerder een beslissing genomen in een geschil tussen het college en een wederpartij, die in dit geval wonend is te 's-Gravenhage. Het college heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, in het kader van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. De mondelinge uitspraak vond plaats op 13 juni 2018, waarbij de voorzieningenrechter, Staatsraad mr. C.J. Borman, aanwezig was.

Tijdens de zitting werd het verzoek van het college besproken. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk het verzoek afgewezen en het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de wederpartij, die op € 501,00 zijn vastgesteld. De voorzieningenrechter oordeelde dat door uitvoering te geven aan de uitspraak die in hoger beroep wordt bestreden, het college niet erkent dat deze uitspraak juist is. Bovendien werd opgemerkt dat als het college in de hoofdzaak in het gelijk wordt gesteld, er geen vergunning van rechtswege verleend is en de grondslag aan de bekendmaking ontvalt. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen bewijs is dat het college benadeeld wordt door de veronderstelling dat er sprake is van een vergunning van rechtswege tot de uitspraak in de hoofdzaak.

Uitspraak

201804785/2/A1.
Datum uitspraak: 13 juni 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) van 24 mei 2018 in zaak nr. 17/7133 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te 's-Gravenhage,
en
het college.
Openbare zitting gehouden op 13 juni 2018 om 11:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter
griffier: mr. S. Vermeulen
Verschenen:
Het college, vertegenwoordigd door mr. S.J.C. Hocks ;
[wederpartij], vertegenwoordigd door mr. C. van Sadelhoff, advocaat te Den Haag.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 24 mei 2018, verzonden op 30 mei 2018, van de rechtbank. Het college heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Beslissing
De voorzieningenrechter
I.    wijst het verzoek af;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Den Haag tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Gronden
•     Door uitvoering te geven aan de uitspraak die hij in hoger beroep bestrijdt, erkent het college niet dat deze uitspraak juist is.
•    Als het college in de hoofdzaak in het gelijk wordt gesteld en de aangevallen uitspraak wordt vernietigd, is er geen vergunning van rechtswege verleend en ontvalt de grondslag aan de bekendmaking.
•    Niet is gebleken dat het college wordt benadeeld als er in de periode tot de uitspraak in hoofdzaak van wordt uitgegaan dat sprake is van een vergunning van rechtswege.
w.g. Borman    w.g. Vermeulen
voorzieningenrechter    griffier
700.