201703800/1/A1.
Datum uitspraak: 20 juni 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Vereniging Behoud Twekkelo, gevestigd te Enschede,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 23 maart 2017 in zaak nr. 16/3128 in het geding tussen:
de Vereniging Behoud Twekkelo
en
het college van burgemeester en wethouders van Enschede.
Procesverloop
Bij besluit van 2 mei 2016 heeft het college aan Oned B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het tijdelijk opslaan van goederen in loodsen behorend tot een voormalig militair complex op het perceel Haimersweg 210 te Enschede (hierna: het perceel).
Bij besluit, verzonden op 18 november 2016, heeft het college het door de Vereniging Behoud Twekkelo daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de motivering van het besluit van 2 mei 2016 aangevuld.
Bij uitspraak van 23 maart 2017 heeft de rechtbank het door de Vereniging Behoud Twekkelo daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Vereniging Behoud Twekkelo hoger beroep ingesteld.
Het college en Oned B.V. hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 april 2018, waar de Vereniging Behoud Twekkelo, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door M.H.J. Hassink, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Oned B.V., vertegenwoordigd door mr. J. Bosma, advocaat te Hengelo, vergezeld door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1. De aan Oned B.V. verleende vergunning is een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) voor het gebruik van gronden en gebouwen in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
2. Voor zover Oned B.V. ter zitting twijfels heeft geuit over de belanghebbendheid van de Vereniging Behoud Twekkelo bij het besluit tot vergunningverlening, overweegt de Afdeling dat de rechtbank onder een uitvoerige motivering heeft geoordeeld dat de vereniging belanghebbende is. De Afdeling sluit zich bij dit oordeel en de daaraan ten grondslag gelegde motivering aan.
3. De Vereniging Behoud Twekkelo betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat Oned B.V. bij de vergunningaanvraag een melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit milieubeheer had moeten indienen. Nu dit niet is gebeurd had het college de vergunningaanvraag op grond van artikel 8:41a, tweede lid, van de Wet milieubeheer buiten behandeling moeten stellen, aldus de vereniging.
3.1. Artikel 8.41, eerste lid, van de Wet milieubeheer luidt:
"Bij een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 8.40 kan met betrekking tot daarbij aangewezen categorieën van inrichtingen de verplichting worden opgelegd tot het melden van het oprichten of het veranderen van een inrichting waarop de maatregel betrekking heeft, dan wel van het veranderen van de werking daarvan."
Artikel 8:41a luidt:
"1. Indien activiteiten ten aanzien waarvan ingevolge het bepaalde krachtens artikel 8.41 een melding moet worden gedaan, tevens zijn aan te merken als activiteiten die behoren tot een categorie waarvoor ingevolge artikel 2.1 of 2.2, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist, wordt, indien de melding nog niet gedaan is of de bij de melding te verstrekken gegevens niet volledig zijn, tegelijkertijd met de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning een melding van die activiteiten overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel 8.41 gedaan.
2. Indien niet is voldaan aan het bepaalde in het eerste lid besluit het bevoegd gezag de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen de door dat bestuursorgaan gestelde termijn alsnog te melden dan wel de ontbrekende gegevens te verstrekken.
[…]"
Artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit milieubeheer luidt:
"1. Degene die een inrichting opricht, meldt dit ten minste vier weken voor de oprichting aan het bevoegd gezag.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het veranderen van een inrichting en het veranderen van de werking daarvan. […]."
Deze meldingsplicht geldt op grond van artikel 1.9b niet voor een inrichting type A. In artikel 1.2 is een inrichting type A gedefinieerd als een inrichting waarvoor geen milieuomgevingsvergunning is vereist en die voldoet aan de in die bepaling nader omschreven voorwaarden. Een inrichting type B is gedefinieerd als een inrichting waarvoor geen milieuomgevingsvergunning is vereist en die geen inrichting type A is.
3.2. Oned B.V. heeft op 11 februari 2016 een aanvraag ingediend voor de tijdelijke opslag (5 jaar) van goederen op het perceel. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het college Oned B.V. schriftelijk verzocht om aanvullende informatie, onder meer een nauwkeurige omschrijving van de goederen die op het perceel worden opgeslagen. Oned B.V. heeft op 14 en 25 maart 2016 aanvullende gegevens ingediend. Uit die gegevens blijkt dat toentertijd twee huurders bekend waren en de loodsen TW2 en TW4 werden gebruikt voor de opslag van groenten en fruit en voor de opslag van materialen en materieel ten behoeve van schilderwerken (bijvoorbeeld rolsteigers en ladders). Voorts heeft Oned B.V. daarbij vermeld dat alleen opslag binnen de gebouwen plaatsvindt en geen gevaarlijke of milieubelastende stoffen worden opgeslagen.
Het college heeft bij besluit van 2 mei 2016 overeenkomstig de aanvraag en onder het stellen van een aantal voorschriften vergunning verleend. Daarbij is de vergunning niet beperkt tot de ten tijde van de aanvraag bekend zijnde opslag van groenten en fruit en materialen en materieel ten behoeve van schilderwerken. Zoals ook door Oned B.V. en het college is beoogd, is vergunning gevraagd en verleend voor de opslag van goederen in het algemeen, niet zijnde gevaarlijke of milieubelastende stoffen.
3.3. Tussen partijen is niet in geschil dat voor de opslag van groenten en fruit en materialen en materieel ten behoeve van schilderwerken in de loodsen geen melding in de zin van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit milieubeheer was vereist. Voor zover de vergunningaanvraag ook ziet op opslag van goederen waarvoor wél een melding is vereist, moet die melding worden gedaan zodra bekend is welke meldingsplichtige activiteiten daadwerkelijk worden uitgevoerd. Ten tijde van het indienen en beoordelen van de vergunningaanvraag was dat (nog) niet bekend. Gelet op het vorenstaande heeft het college terecht geen aanleiding gezien de vergunningaanvraag buiten behandeling te stellen.
Het betoog faalt.
4. Het betoog van Oned B.V. dat het relativiteitsvereiste, neergelegd in artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht, een vernietiging van het besluit tot vergunningverlening wegens strijd met artikel 8.41a van de Wet milieubeheer in de weg staat, behoeft geen bespreking omdat die strijdigheid zich niet voordoet.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Wortmann w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2018
190-842.