201701187/1/R3.
Datum uitspraak: 24 januari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Abbenbroek, gemeente Nissewaard,
2. [appellant sub 2A], [appellant sub 2B], [appellant sub 2C], en [appellante sub 2E], allen wonend te Oudenhoorn, gemeente Nissewaard (hierna tezamen: Bewonersgroep Hollandseweg),
en
de raad van de gemeente Nissewaard,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 december 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied West" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en Bewonersgroep Hollandseweg beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Bewonersgroep Hollandseweg heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 november 2017, waar [appellant sub 1], Bewonersgroep Hollandseweg, vertegenwoordigd door [appellant sub 2A], bijgestaan door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door G.W.H. te Selle, M. van Doorn en K.B.P. Wierda, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Parzival Wonen B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde B], gehoord.
Overwegingen
Het toetsingskader
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het plan
2. Op 1 januari 2015 is de gemeente Nissewaard ontstaan uit de fusie van de gemeenten Bernisse en Spijkenisse. Naar aanleiding daarvan heeft het college van burgemeester en wethouders ervoor gekozen een nieuw bestemmingsplan "Buitengebied West" op te stellen, waarin de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor het gehele buitengebied van de nieuwe gemeente worden vastgelegd.
Inleiding
3. [appellant sub 1] en Bewonersgroep Hollandseweg kunnen zich niet met het bestemmingsplan verenigen, omdat dit plan niet voorziet in de gewenste bouwmogelijkheden, onderscheidenlijk omdat overlast wordt gevreesd van de woonzorgvoorziening die is gevestigd aan de Hollandseweg 11 te Oudenhoorn.
Het beroep van [appellant sub 1]
4. [appellant sub 1] stelt dat het plan voor zijn perceel aan de [locatie 1] te Abbenbroek, kadastraal bekend gemeente Bernisse, sectie D, nummer 671, ten onrechte niet voorziet in de mogelijkheid daarop een extra woning te bouwen.
4.1. De raad stelt dat het toestaan van een tweede woning op het perceel van [appellant sub 1] ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan niet aan de orde was, omdat daarvoor op dat moment geen concreet plan voorlag op grond waarvan de ruimtelijke consequenties en uitvoerbaarheid van die woning konden worden beoordeeld.
4.2. De raad dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met een particulier initiatief betreffende ruimtelijke ontwikkelingen, voor zover dat initiatief voldoende concreet is, tijdig kenbaar is gemaakt en ten tijde van de vaststelling van het plan op basis van de op dat moment bekende gegevens de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan kan worden beoordeeld.
4.3. Niet in geschil is dat [appellant sub 1] geen concreet plan heeft overgelegd. De ruimtelijke aanvaardbaarheid van het door hem gewenste initiatief kon daarom niet door de raad worden beoordeeld. Hoewel de raad ter zitting heeft verklaard niet zonder meer onwelwillend tegenover de bouw van een tweede woning op het perceel van [appellant sub 1] te staan en dus bereid te zijn daarover met [appellant sub 1] opnieuw het gesprek aan te gaan, heeft de raad onder die omstandigheden met dit initiatief geen rekening hoeven houden bij de vaststelling van het voorliggende plan.
Het betoog faalt.
5. Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.
Het beroep van Bewonersgroep Hollandseweg
6. Bewonersgroep Hollandseweg stelt dat als gevolg van de gekozen planbegrenzing een deel van het perceel aan de Hollandseweg 11, kadastraal bekend gemeente Oudenhoorn, sectie C, nummer 397, dat voorheen tot het plangebied van het bestemmingsplan "Oudenhoorn" van 11 juni 2013 behoorde, tot het buitengebied is gaan behoren, terwijl deze wijziging ten onrechte niet is gepubliceerd.
6.1. De raad stelt dat - kort gezegd - de begrenzing van een bestemmingsplan niet bepalend is voor de grens van de bebouwde kom en dat de grens van de bebouwde kom, als gevolg van de keuze het gehele perceel aan de Hollandseweg 11 onder het bestemmingsplan "Buitengebied West" te laten vallen, derhalve niet is gewijzigd.
6.2. In zowel het ontwerpplanbestemmingsplan, dat op 20 mei 2016 is gepubliceerd, als het vastgestelde bestemmingsplan, dat op 25 januari 2017 is gepubliceerd, valt het betreffende deel van het perceel Hollandseweg 11 te Oudenhoorn binnen het plangebied "Buitengebied West". Zowel het ontwerpplan als het vastgestelde bestemmingsplan bevatten de ten opzichte van de vorige planologische regimes gewijzigde planbegrenzing. Het betoog dat deze niet is gepubliceerd mist derhalve feitelijke grondslag.
6.3. Voor zover het betoog mede als plangrensbezwaar dient te worden opgevat overweegt de Afdeling als volgt.
De raad komt beleidsruimte toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze ruimte strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen Bewonersgroep Hollandseweg heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Zij neemt daarbij in aanmerking dat met het voorliggende plan, anders dan voorheen het geval was, het gehele perceel Hollandseweg 11 onder één planologisch regime wordt gebracht, hetgeen de overzichtelijkheid en rechtszekerheid ten goede komt.
Het betoog faalt.
7. Bewonersgroep Hollandseweg stelt dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de ruimtelijke gevolgen van het bestemmingsplan voor de woonomgeving. Daartoe betoogt Bewonersgroep Hollandseweg als volgt. In de nota van zienswijzen verwijst de raad hiervoor naar het akoestisch rapport ‘Zorgboerderij Hollandseweg 11, Menselijk stemgeluid’ van DCMR Milieudienst Rijnmond (hierna: DCMR) van 27 mei 2015 (hierna: het akoestisch rapport), dat in het kader van de voor de woonzorgvoorziening verleende omgevingsvergunning is opgesteld. Deze omgevingsvergunning had volgens Bewonersgroep Hollandseweg evenwel geen betrekking op het gehele perceel waarop het bestemmingsplan gebruik ten behoeve van de woonzorgvoorziening toestaat, zodat in deze procedure in dit kader niet kon worden volstaan met een verwijzing naar dat onderzoek. Gelet op het voorgaande heeft de raad volgens Bewonersgroep Hollandseweg niet aangetoond dat de maatschappelijke bestemming van het perceel Hollandseweg 11 inpasbaar is in een rustige woonwijk, als bedoeld in de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure). Dit klemt temeer, omdat de woonzorgvoorziening zich volgens Bewonersgroep Hollandseweg niet houdt aan de in het kader van de omgevingsvergunning in de uitspraak van de Afdeling van 9 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2817, gestelde voorwaarden. 7.1. De raad stelt dat uit de uitspraak van 9 september 2015 volgt dat naar het oordeel van de Afdeling op grond van de omgevingsvergunning is toegestaan dat de gronden bij het pand op het perceel Hollandseweg 11 worden gebruikt ten behoeve van de woonzorgvoorziening. In het licht daarvan is in het voorliggende plan besloten aan het gehele perceel de bestemming "Maatschappelijk" toe te kennen en een functieaanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - woonzorgvoorziening" en bouwvlak op te nemen.
7.2. In het kader van de voor de woonzorgvoorziening verleende omgevingsvergunning heeft de raad akoestisch onderzoek laten verrichten. Blijkens het akoestisch rapport is onderzoek verricht naar de geluidsbelasting ten gevolge van het menselijk stemgeluid van de bewoners van de woonzorgvoorziening op de omgeving. Doel van het onderzoek was het bepalen van de te verwachten geluidniveaus in de omgeving ten gevolge van het stemgeluid van de bewoners en begeleiders en het vaststellen van de eventueel te treffen voorzieningen, wanneer zou blijken dat uitgaande van de beoogde activiteiten geen aanvaardbaar leefklimaat voor omwonenden kan worden gegarandeerd.
Het onderzoek is gericht op een woonzorgvoorziening waar tien wooneenheden voor meervoudig gehandicapte jongvolwassenen worden gerealiseerd. De bewoners zijn slechts in beperkte mate in staat tot spreken of het voortbrengen van geluiden, waardoor het spreken luider zal zijn dan tijdens een normaal gesprek. Voor wat betreft het gebruik van buitenruimtes is in het onderzoek uitgegaan van de twee terrassen en de moestuin waarover de woonzorgvoorziening beschikt en van een worst case-scenario waarin deze buitenruimtes optimaal worden benut en gelijktijdig worden gebruikt, welke situatie zich in de praktijk niet zal voordoen.
In het akoestisch rapport wordt geconcludeerd dat op 10 m van de grens van het bedrijf de waarden van 45 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau van 65 dB(A) niet worden overschreden. De woonzorgvoorziening wordt vergelijkbaar geacht met een milieucategorie 1-bedrijf. Hiermee wordt voldaan aan de VNG-toetswaarden voor een bedrijf in een gemengd gebied. Derhalve is de woonzorgvoorziening inpasbaar in zijn omgeving. Op de nabij gelegen woningen worden voorts de grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van het Activiteitenbesluit milieubeheer van 50 dB(A) en het maximale geluidniveau van 70 dB(A) niet overschreden. Daarmee is een goed woon- en leefklimaat voor de omwonenden gegarandeerd conform de waarden van het Activiteitenbesluit en is het treffen van verdere geluidreducerende maatregelen niet noodzakelijk, aldus dit rapport.
7.3. In de uitspraak van 9 september 2015 heeft de Afdeling overwogen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op basis van het akoestisch rapport op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat en dat de woonzorgvoorziening inpasbaar is in zijn omgeving.
De Afdeling stelt vast dat het de Bewonersgroep Hollandseweg te doen is om geluidsoverlast die wordt veroorzaakt door bewoners van de woonzorgvoorziening tijdens gebruik van de op het perceel aanwezige buitenruimtes.
7.4. Voorts stelt de Afdeling vast dat op grond van het bestemmingsplan planologisch hetzelfde is toegestaan als op grond van de omgevingsvergunning het geval was. Het is toegestaan het gehele perceel te gebruiken ten behoeve van de woonzorgvoorziening. Er geldt voor de bewoners van de woonzorgvoorziening geen verblijfs- of gebruiksverbod voor delen van het perceel. Dat in het akoestisch onderzoek voor de beschouwing van het stemgeluid van de buiten verblijvende bewoners is uitgegaan van een beperkt gebruik door bewoners van de buitenruimtes, te weten de twee terrassen en de moestuin waarover de woonzorgvoorziening beschikt, is niet omdat de bewoners elders op het perceel niet mogen komen, maar omdat aanwezigheid van bewoners op buitenruimtes elders op het perceel niet tot het representatieve functioneren van de woonzorgvoorziening behoort. Slechts verblijf op de terrassen en in de moestuin behoort tot het vaste dagritme van de bewoners, die zich niet zonder begeleiding over het perceel kunnen bewegen. Zoals Parzival Wonen B.V. ter zitting desgevraagd heeft verklaard, geldt dat nog steeds en is daarin ook geen verandering voorzien, te minder nu een wijziging van het vaste dagritme niet de belangen van de bewoners dient. Omdat verblijf op andere buitenruimtes binnen het perceel niet tot het representatieve functioneren van de woonvoorziening behoort, moet dat in zoverre vergelijkbaar worden geacht met normaal gebruik van een woning en bijbehorende tuin, zoals dat ook onder een woonbestemming zou kunnen plaatsvinden, zodat geen grond bestaat voor het oordeel dat nader onderzoek had moeten worden verricht naar de akoestische gevolgen hiervan. Naar het oordeel van de Afdeling rechtvaardigt wat is aangevoerd niet de conclusie dat sprake is van een zodanige extra geluidsbelasting dat voor omwonenden een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ontstaat. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan wat betreft de regeling voor de woonzorgvoorziening strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het betoog faalt.
8. Het beroep van Bewonersgroep Hollandseweg is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Wijker-Dekker, griffier.
w.g. Slump w.g. Wijker-Dekker
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2018
562.