ECLI:NL:RVS:2018:2032

Raad van State

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
201707667/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van urgentieverklaring door college van burgemeester en wethouders van Almere

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 14 september 2017 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het college van burgemeester en wethouders van Almere had op 19 januari 2017 de aan [appellant] verleende urgentieverklaring ingetrokken. Deze intrekking was gebaseerd op het feit dat [appellant] een aanbod voor een woning had geweigerd, terwijl deze woning als geschikt werd beschouwd volgens de Huisvestingsverordening Almere 2015. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had besloten de urgentieverklaring in te trekken, omdat [appellant] niet voldeed aan de voorwaarden voor urgentie na het weigeren van het aanbod.

In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de woning geschikt was. [appellant] stelt dat de woning in onbewoonbare staat verkeerde en dat het college geen bewijs heeft geleverd van een aanbod tot herstel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 20 juni 2018 behandeld en bevestigd dat de rechtbank terecht oordeelde dat het college de urgentieverklaring mocht intrekken. De Afdeling concludeert dat [appellant] op de hoogte was van de gevolgen van het weigeren van een woning en dat er geen grond is voor de stelling dat de intrekking in strijd is met de rechtszekerheid of het vertrouwensbeginsel. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

Uitspraak

201707667/1/A3.
Datum uitspraak: 20 juni 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Almere,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 september 2017 in zaak nr. 17/1457 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Almere.
Procesverloop
Bij besluit van 19 januari 2017 heeft het college de aan [appellant] verleende urgentieverklaring ingetrokken.
Bij besluit van 31 maart 2017 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 september 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2018, waar het college, vertegenwoordigd door K.K. Bahora en mr. J.H.S. Biervliet, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Bij besluit van 13 mei 2015 is aan [appellant] een urgentieverklaring verleend met een geldigheidsduur van zes maanden. Bij besluit van 10 augustus 2015 is deze urgentieverklaring ingetrokken met ingang van 6 augustus 2015 omdat [appellant] op die datum een aanbod voor een woning heeft geweigerd. Bij besluit van 26 januari 2016 is het door [appellant] daartegen ingediende bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft bij uitspraak van 15 december 2016 het besluit op bezwaar van 26 januari 2016 en de intrekking van de urgentieverklaring van 10 augustus 2015 vernietigd omdat de mandatering van de besluiten onjuist was respectievelijk niet inzichtelijk was gemaakt.
Bij besluit van 19 januari 2017 heeft het college de betrokken urgentieverklaring opnieuw ingetrokken met ingang van 6 augustus 2015. Het oordeel van de rechtbank van 14 september 2017 over het besluit van het college van 31 maart 2017 waarbij deze intrekking in stand is gebleven is nu aan de orde.
Het college heeft de urgentieverklaring ingetrokken omdat [appellant] heeft gereageerd op een woning en deze na bezichtiging heeft geweigerd, terwijl deze als geschikt aanbod kon worden gezien. Ingevolge de Huisvestingsverordening Almere 2015 (hierna: de Verordening) is het weigeren van een geschikt aanbod een reden voor het intrekken van de urgentieverklaring.
De aangevallen uitspraak
2.    De rechtbank heeft geoordeeld dat het college de urgentieverklaring heeft mogen intrekken. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat het college heeft mogen stellen dat het aanbod van de woning als passend bij het zoekprofiel van [appellant] kan worden gezien. Omdat zij vanaf het moment waarop zij het aanbod weigerde niet meer voldeed aan de voorwaarden voor urgentie, ontstond de bevoegdheid tot intrekking. Het college mocht de urgentieverklaring intrekken met ingang van die datum, aldus de rechtbank.
Het hoger beroep
3.    [appellant] stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college mocht stellen dat de woning voor haar geschikt was. Toen zij de woning ging bezichtigen was deze in onbewoonbare staat en vol schimmel en vocht. Gelet op haar gezondheidsproblemen moest zij deze woning wel weigeren, aldus [appellant]. [appellant] stelt dat het college geen bewijs heeft van het aanbod tot herstel van de woning dat zou zijn gedaan. Voorts stelt [appellant] dat de urgentieverklaring ten onrechte is ingetrokken met ingang van de datum waarop zij de woning heeft geweigerd. Volgens [appellant] is dit in strijd met de rechtszekerheid en met het vertrouwensbeginsel.
Relevante regelgeving
4.    In de Verordening staat:
Artikel 11. Voorrang bij urgentie
1. Bij het verlenen van huisvestingsvergunningen wordt voorrang gegeven aan woningzoekenden voor wie voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is en aan wie burgemeester en wethouders een urgentieverklaring hebben afgegeven.
Artikel 14. Urgentieverklaring
[…]
2. De urgentieverklaring vermeldt in ieder geval:
[…]
d. het zoekprofiel, zijnde een beschrijving van de categorie of categorieën woonruimte die voor de woningzoekende gelet op artikel 16 passend wordt of worden geacht, waarbij worden vermeld: indien van toepassing de maximale huur, het maximale aantal kamers en eventuele andere noodzakelijke kenmerken van de woonruimte;
[…]
3.  De woningzoekende die in het bezit is van een urgentieverklaring dient het eerste aanbod van een woning die voldoet aan het zoekprofiel als bedoeld in het tweede lid onder d te accepteren.
Artikel 15. Verval van rechtswege, intrekking en wijziging urgentieverklaring
[…]
2. Burgemeester en wethouders kunnen de urgentieverklaring intrekken indien:
[…]
c. de woningzoekende een aanbod van een woning heeft geweigerd die naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoet aan het zoekprofiel als bedoeld in artikel 14, tweede lid onder d;
[…]
Het oordeel van de Afdeling
5.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college heeft mogen stellen dat de woning waarop [appellant] heeft gereageerd kan worden aangemerkt als een aanbod dat voldoet aan het zoekprofiel zoals bedoeld in artikel 14, tweede lid, onder d, omdat het een woning met drie kamers betrof. Het college stelt terecht dat op het moment dat [appellant] op deze woning reageerde zowel de huurprijs als de oppervlakte van de kamers en de buurt waarin de woning ligt bekend waren. In het bezwaarschrift van [appellant] van 16 februari 2017 staat "De woning was zwaar ondermaats en er moest bovendien zeer veel aan gebeuren. Bovendien was de woning ernstig stoffig (betrokkene heeft COPD en astma klachten). Het aanbod tot herstel was vaag." Het college heeft ter zitting bij de rechtbank toegelicht dat woningen altijd leefbaar worden opgeleverd wat bijvoorbeeld inhoudt dat de muren schimmelvrij worden gemaakt. De rechtbank heeft terecht aannemelijk gemaakt geacht dat dit de gebruikelijke gang van zaken is. De rechtbank heeft ook terecht aannemelijk gemaakt geacht dat aan [appellant] is medegedeeld dat de woning nog zou worden opgeknapt. Voor zover [appellant] in hoger beroep stelt dat dit aanbod niet is gedaan en dat hiervan geen bewijs is overweegt de Afdeling dat deze stelling niet strookt met wat zij stelt in haar bezwaarschrift en haar eerdere verklaringen op bijvoorbeeld de hoorzitting. Daarin wordt erkend dat een aanbod tot opknappen van de woning is gedaan, zij het vaag dan wel dat zij geen vertrouwen had in deze toezegging. Er bestaat dan ook geen grond de uitspraak van de rechtbank op dit punt onjuist te achten.
De bevoegdheid tot intrekking van de urgentieverklaring en de omstandigheden waaronder dit kan volgen rechtstreeks uit de Verordening. In het besluit tot verlening van de urgentieverklaring staat bovendien: "Let op: Zorg dat u goed geïnformeerd bent over de aangeboden woningen waarop u reageert. Want wanneer u op een woning reageert en u deze aangeboden krijgt, moet u de woning accepteren. Doet u dat niet, dan wordt uw urgentie ingetrokken. Het advies is om, voordat u gaat reageren op het woningaanbod, de spelregels omtrent woningtoewijzing en sancties door te lezen op de website van Woningnet. U vindt dit onder het kopje "uitleg en informatie"." In de uitspraak van de rechtbank van 15 december 2016 staat voorts dat de uitspraak er niet aan in de weg staat dat het bevoegde gezag zelf of een correct gemandateerde ambtenaar alsnog de urgentieverklaring met ingang van 6 augustus 2015 intrekt. De urgentieverklaring van [appellant] was verder al een keer eerder ingetrokken naar aanleiding van de weigering van een aanbod van een andere woning waarop zij had gereageerd, welke intrekking op haar verzoek ongedaan is gemaakt. Gelet op het voorgaande heeft [appellant] altijd geweten dat het de bedoeling was dat de urgentieverklaring zou worden ingetrokken met ingang van 6 augustus 2015. Voor het oordeel dat de intrekking in strijd is met de rechtszekerheid of het vertrouwensbeginsel bestaat dan ook geen grond.
Het betoog faalt.
6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.
w.g. Van Altena    w.g. Langeveld-Mak
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2018
317.