ECLI:NL:RVS:2018:2023

Raad van State

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
201707657/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitwerkingsplan 'Hendrik Wormser' inzake de bescherming van een eik

Op 20 juni 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Nijverdal, en het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van 11 juli 2017, waarbij het college het uitwerkingsplan 'Hendrik Wormser' heeft vastgesteld. Dit plan voorziet in de bouw van 17 grondgebonden woningen.

De appellant heeft betoogd dat het uitwerkingsplan in strijd is met de anterieure overeenkomst van 20 januari 2017 en de overeenkomst betreffende de realisatie van het project Dunantblok van 19 mei 2008. Hij stelt dat bij de bouw van woningen rond een eik een afstand van minimaal 1,5 keer de straal van de kruin van de boom moet worden aangehouden, wat betekent dat de grond niet mag worden geroerd binnen een straal van ongeveer 8,5 meter van de boom. De appellant heeft ook aangevoerd dat het inconsistent is dat één boom in het plan wel wordt beschermd, terwijl de eik niet wordt beschermd.

Het college van burgemeester en wethouders heeft echter gesteld dat de betrokken boom voldoende beschermd is door de geldende wet- en regelgeving, waaronder de gemeentelijke kapverordening. De Afdeling heeft vastgesteld dat het college bij de vaststelling van het uitwerkingsplan de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan 'Nijverdal Centrum' in acht heeft genomen. De Afdeling concludeert dat het college in redelijkheid heeft kunnen afzien van de door de appellant gewenste extra bescherming van de eik in het plan. De Afdeling verklaart het beroep van de appellant ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201707657/1/R3.
Datum uitspraak: 20 juni 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Nijverdal, gemeente Hellendoorn,
en
het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 juli 2017 heeft het college het uitwerkingsplan "Hendrik Wormser" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 mei 2018, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde A], en het college, vertegenwoordigd door mr. A.H.J. Brinker, zijn verschenen. Voorts is daar [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde B], bijgestaan door mr. L.C. van Boven en mr. J.C. van Oosten, beiden advocaat te Amsterdam, en H. Jansen, als partij gehoord.
Overwegingen
1.    Het uitwerkingsplan voorziet in 17 grondgebonden woningen.
2.    Wanneer in een bestemmingsplan een uitwerkingsplicht is opgenomen, dient het college van burgemeester en wethouders in beginsel een uitwerkingsplan vast te stellen. In het kader van een beroep tegen het uitwerkingsplan kan ter beoordeling staan of dit plan is voorbereid en genomen in strijd met het recht, daaronder begrepen of de uitgewerkte bestemming strookt met de uitwerkingsregels in het bestemmingsplan en, voor zover die regels daartoe ruimte laten, met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij geldt de planologische aanvaardbaarheid van de uit te werken bestemming als een gegeven.
3.    [appellant] betoogt dat het plan is vastgesteld in strijd met het bepaalde in de anterieure overeenkomst van 20 januari 2017 en de overeenkomst betreffende de realisatie van het project Dunantblok van 19 mei 2008 dat bij de bouw van woningen rond de eik op een afstand van minimaal 1,5 keer de straal van de kruin van de betreffende boom dient te worden gebleven. Dit betekent dat de grond niet mag worden geroerd binnen een straal van ongeveer 8,5 m van de boom, aldus [appellant].
Ter zitting heeft [appellant] tevens gesteld dat het inconsistent is dat één boom in het plan planologisch wel wordt beschermd. Die boom, die zich midden in het plangebied bevindt, staat in het ruime bestemmingsvlak "Groen", waar geen woningen gebouwd mogen worden.
3.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening bescherming van de door appellant bedoelde boom in het plan niet is vereist. Hij stelt dat de betrokken boom toereikend is beschermd door geldende wet- en regelgeving, waaronder de gemeentelijke kapverordening, en voorts in de overeenkomsten waarnaar [appellant] verwijst. Ter zitting is toegelicht dat anders dan [appellant] veronderstelt de bestemming "Groen" niet is ingegeven door de wens de zich daar bevindende boom te beschermen, maar door de stedenbouwkundige overweging ter plaatse te voorzien in een doorzicht tussen de te bouwen woningen.
3.2.    De Afdeling stelt vast dat niet wordt betwist dat bij het uitwerkingsplan de uitwerkingsregels opgenomen in het bestemmingsplan "Nijverdal Centrum" in acht zijn genomen. Tevens is niet in geschil dat de eik waarop het beroep ziet niet wordt beschermd in andere wet- en regelgeving dan de gemeentelijke kapverordening. De Afdeling ziet zich dan ook gesteld voor de vraag of het college bij afweging van de belangen in redelijkheid heeft kunnen afzien van de door [appellant] gewenste bescherming van die boom in het plan. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. De Afdeling ziet niet in dat het college vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening gehouden was om, aanvullend op de bescherming die die eik toekomt in de gemeentelijke kapvergunning, die boom extra te beschermen door ter zake in het plan regels op te nemen. De Afdeling ziet ook geen grond om te twijfelen aan de juistheid van de mededeling van het college dat het bestemmingsvlak "Groen", waarin zich één boom bevindt, is opgenomen vanwege stedenbouwkundige redenen. De stelling dat sprake is van een inconsistentie die daarin bestaat dat de boom die zich in dat bestemmingsvlak bevindt wel in het plan is beschermd en de eik niet, volgt de Afdeling dan ook niet. Ook de omstandigheid dat [appellant] kanttekeningen heeft bij hetgeen over de eik in de door hem bedoelde overeenkomsten tussen de gemeente en de initiatiefnemer is bepaald, leidt de Afdeling niet tot een ander oordeel. De in die overeenkomsten tussen de gemeente en de initiatiefnemer neergelegde bescherming is immers aanvullend en volgens het college niet vereist vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening. Een reden om het college gehouden te achten de eik extra te beschermen, kan daarin dan ook niet worden gevonden.
3.3.    Het beroep is ongegrond.
3.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Van Diepenbeek    w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2018
288.