201801152/2/R2.
Datum uitspraak: 18 juni 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Soest,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Soest,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 februari 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest de coördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) van toepassing verklaard op de voorbereiding en bekendmaking van het bestemmingsplan "Synergieplan" en omgevingsvergunningen voor het oprichten van vijf woningen op het perceel Nieuwstraat 25, voor het oprichten van veertien woningen op de percelen Chalonhof/Beukenlaan 3A en van het besluit hogere grenswaarden geluid voor zes woningen in het plangebied Chalonhof/Beukenlaan 3A.
Bij besluit van 30 november 2017 heeft de raad het plan vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 juni 2018, waar de raad, vertegenwoordigd door S.F. Supusepa en mr. R. Banning, zijn verschenen. Voorts is ter zitting RV&O B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. [verzoeker] heeft een bedrijfsperceel aan de [locatie]. Hij stelt dat de in het plan voorziene woonbebouwing op het naastgelegen perceel Nieuwstraat 25 de gebruiksmogelijkheden van zijn bedrijfsperceel beperkt. Volgens het bestemmingsplan "Soestdijk" is daar bedrijvigheid toegestaan tot en met milieucategorie 2 als bedoeld in de brochure "Bedrijven en milieuzonering 2009" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure). Voor deze bedrijvigheid geldt volgens de VNG-brochure een richtafstand van 30 m ten opzichte van woningen in een rustige woonwijk. Anders dan de raad stelt is de omgeving naar zijn oordeel niet aan te merken als een gemengd gebied, waardoor de richtafstand niet kan worden verkleind. Omdat de richtafstand van 30 m met het plan niet in acht wordt genomen, is ter plaatse van de nieuwbouwwoningen ook geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat te verwachten. Bewoners zullen gaan klagen, hetgeen gevolgen kan hebben voor de gebruiksmogelijkheden van zijn bedrijfsperceel, aldus [verzoeker].
Volgens het bestemmingsplan "Soestdijk" is op het bedrijfsperceel ook opslag van vuurwerk mogelijk. Er kan voor de nieuwbouwwoningen volgens [verzoeker], rekening, houdend met vergunningvrij bouwen, ook niet worden voldaan aan de minimumafstand van 8 m volgens dit besluit. De in het plan toegelaten woningbouw is bovendien een extra argument voor het gemeentebestuur om zijn plannen voor een andere invulling van het bedrijfsperceel af te wijzen, aldus [verzoeker].
3. Ter zitting heeft initiatiefnemer van de in het plan voorziene woningbouw RV&O B.V verklaard dat niet is uitgesloten dat in de komende maanden ook een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor het realiseren van de in het plan voorziene woonbebouwing op het perceel Nieuwstraat 25. Gelet hierop heeft [verzoeker] een spoedeisend belang bij zijn verzoek tot schorsing van dit plandeel.
4. Dat, naar [verzoeker] stelt, de inwerkingtreding van het plan voor het gemeentebestuur een extra motief zal zijn voor de afwijzing van de plannen voor zijn bedrijfsperceel valt niet uit het bestreden besluit af te leiden.
5. De vraag of de omgeving van het bedrijfsperceel van [verzoeker] is aan te merken als een rustige woonwijk of een gemengd gebied als bedoeld in de VNG-brochure leent zich niet voor beantwoording in de voorlopige voorzieningenprocedure. De voorzieningenrechter stelt evenwel vast dat nabij het bedrijfsperceel reeds enkele woningen staan op afstanden van circa 2 m en 7 m. Daarbij mogen bijbehorende bouwwerken - waaronder uitbreidingen van een hoofdgebouw en al dan niet aan het hoofdgebouw aangebouwde en functioneel daarmee verbonden gebouwen - ingevolge de planregels van het bestemmingsplan "Soestdijk" ook buiten het op gronden met een woonbestemming aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Voorts voorziet bijlage II van het Besluit omgevingsrecht onder voorwaarden ook in het buiten een bouwvlak realiseren van omgevingsvergunningvrije bijbehorende bouwwerken. Gelet op deze korte afstanden is een invulling van het bedrijfsperceel met bedrijvigheid, waarvoor volgens [verzoeker] een afstand van 30 m moet worden aangehouden en welke afstand volgens de VNG-brochure ook geldt voor een vuurwerkopslag in verband met het aspect geluid, in de huidige situatie al niet mogelijk. Dat het volgens [verzoeker] om bestaande woningen gaat, doet er niet aan af dat reeds door bestaande woningen en de bestaande mogelijkheden om ter plaatse bijbehorende bouwwerken te realiseren, de door [verzoeker] aangehangen richtafstand van 30 m niet in acht kan worden genomen.
Voorts staat in het door RV&O B.V. overgelegde rapport "Bedrijven en milieuzonering Nieuwstraat 25" van bureau Kragten van 23 april 2018 dat bij overschrijding van de richtafstand de maximale mogelijkheden van het bedrijfsperceel worden bepaald door de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, die ook van toepassing zijn ter plaatse van de bestaande woningen. Ook hieruit volgt dat de geluidruimte van het bedrijfsperceel van [verzoeker] reeds door de bestaande woningen is beperkt. De raad kan worden gevolgd in zijn standpunt dat het woon- en leefklimaat ter plaatse van de voorziene woonbebouwing gelet op deze beperking van de geluidruimte niet onaanvaardbaar zal zijn.
Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat het plan in vergelijking met de bestaande situatie leidt tot een extra beperking van de gebruiksmogelijkheden van het bedrijfsperceel van [verzoeker]. In aanmerking genomen de belangen van RV&O B.V. bij realisering van de voorziene woonbebouwing dient het verzoek om voorlopige voorziening te worden afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Boermans
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2018
429.