ECLI:NL:RVS:2018:1980
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 13 juni 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 26 januari 2017 aanvragen van vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 25 april 2018 de beroepen van de vreemdelingen gegrond verklaard en de besluiten van de staatssecretaris vernietigd, met de opdracht om nieuwe besluiten te nemen. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter overwoog dat de staatssecretaris binnen zes maanden na de uitspraak van de rechtbank nieuwe besluiten moet nemen, zoals bepaald in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Aangezien er een uitspraak op het hoger beroep wordt verwacht voor het verstrijken van deze termijn en er geen andere spoedeisende omstandigheden zijn gesteld, was er op dat moment geen spoedeisend belang dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigde. Het verzoek werd dan ook als kennelijk ongegrond afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, tot een bedrag van € 501,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 juni 2018.