ECLI:NL:RVS:2018:1976
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag staatssecretaris Justitie en Veiligheid
Op 12 juni 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 12 januari 2018 een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Den Haag had op 4 mei 2018 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen vier weken een nieuw besluit moest nemen. Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het verzoek om een voorlopige voorziening strekt tot het niet uitvoeren van de uitspraak van de rechtbank in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de aangevallen uitspraak niet inhoudt dat de staatssecretaris de gevraagde vergunning moet verlenen. De voorzieningenrechter concludeert dat uitvoering van de uitspraak niet leidt tot onomkeerbare gevolgen en dat de staatssecretaris niet heeft aangetoond dat uitvoering van de uitspraak een onevenredige inspanning van zijn zijde vergt.
Het verzoek is afgewezen als kennelijk ongegrond. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 501,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 12 juni 2018.