ECLI:NL:RVS:2018:196
Raad van State
- Hoger beroep
- C.J. Borman
- B.P.M. van Ravels
- E.J. Daalder
- Rechtspraak.nl
Sluiting van seksinrichting en intrekking exploitatievergunningen wegens mensenhandel en uitbuiting
Op 24 januari 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van exploitanten van raamprostitutiepanden tegen de sluiting van hun inrichting aan de [locatie 1] en de intrekking van hun exploitatievergunningen. De burgemeester van Den Haag had op 15 juni 2015 besloten om de inrichting voor een periode van 12 maanden te sluiten en de exploitatievergunningen voor de inrichtingen aan de [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] in te trekken, na een strafrechtelijk onderzoek naar mensenhandel en uitbuiting. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de burgemeester deze maatregelen terecht had genomen, gezien de ernstige misstanden die in de inrichting aan de [locatie 1] waren vastgesteld.
De appellanten betoogden dat er geen slachtoffers van mensenhandel in hun inrichting werkzaam waren en dat zij altijd in overeenstemming met de geldende regels hadden gehandeld. De burgemeester stelde echter dat exploitanten verantwoordelijk zijn voor het toezicht op hun inrichtingen en dat zij signalen van misstanden hadden moeten herkennen. De Afdeling oordeelde dat de burgemeester terecht had geconcludeerd dat de exploitanten tekortgeschoten waren in hun toezicht en dat er voldoende aanleiding was voor de sluiting en intrekking van de vergunningen.
De uitspraak bevestigde dat de burgemeester bij ernstige incidenten, zoals mensenhandel, bevoegd is om inrichtingen te sluiten en vergunningen in te trekken. De Afdeling oordeelde dat de burgemeester het vertrouwen in de exploitanten had verloren en dat de rechtbank de eerdere uitspraak terecht had bevestigd. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheid van exploitanten in de seksindustrie om toezicht te houden en misstanden te voorkomen.