ECLI:NL:RVS:2018:1937

Raad van State

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
13 juni 2018
Zaaknummer
201706152/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vaststelling hogere grenswaarde Wet geluidhinder door Buurt Comité Nova niet-ontvankelijk verklaard

Op 13 juni 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen Buurt Comité Nova (BCN) en het college van burgemeester en wethouders van Heemstede. Het geschil betreft de vaststelling van een hogere grenswaarde voor geluid, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh), voor een woning op een perceel in Heemstede. Het college had op 18 mei 2017 een besluit genomen om een hogere grenswaarde vast te stellen, omdat akoestisch onderzoek had aangetoond dat de voorkeurswaarde voor geluid werd overschreden. BCN, als appellante, stelde beroep in tegen dit besluit, maar het college betwistte de ontvankelijkheid van het beroep, stellende dat BCN geen belanghebbende was.

De Afdeling heeft de zaak op 23 mei 2018 ter zitting behandeld. Het college werd vertegenwoordigd door mr. R. Visser en G.A.M. Klaassen. De Afdeling overwoog dat BCN, opgericht ter behartiging van de belangen van bewoners in de Indische buurt, niet kon worden aangemerkt als belanghebbende bij het besluit tot vaststelling van hogere grenswaarden. De Afdeling concludeerde dat de belangen van BCN niet rechtstreeks betrokken waren bij het besluit, aangezien de woningen van de leden van BCN zich op een afstand van minimaal 100 meter van het perceel bevonden. Bovendien ontbrak een machtiging waaruit bleek dat BCN als vertegenwoordiger van de eigenaren/bewoners van het perceel optrad.

Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het beroep van BCN niet-ontvankelijk, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van de definitie van belanghebbende in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor een duidelijke vertegenwoordiging in dergelijke zaken.

Uitspraak

201706152/1/R1.
Datum uitspraak: 13 juni 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Buurt Comité Nova, gevestigd te Heemstede (hierna: BCN),
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Heemstede,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 mei 2017 heeft het college een hogere grenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) vastgesteld voor de woning op het perceel [locatie].
Tegen dit besluit heeft BCN beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
BCN heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2018, waar het college, vertegenwoordigd door mr. R. Visser en G.A.M. Klaassen, is verschenen.
Overwegingen
1.    In het bestemmingsplan "Herziening Landgoederen en Groene Gebieden", vastgesteld door de raad van de gemeente Heemstede bij besluit van 29 juni 2017, is aan het perceel [locatie] op verzoek van de eigenaren/bewoners een woonbestemming toegekend. Daarbij is het hoofdgebouw op het perceel bestemd als woning. In het voorheen geldende bestemmingsplan hadden deze gronden een bedrijfsbestemming. Het perceel [locatie] ligt ten noorden van de provinciale weg N201. Het hoofdgebouw op het perceel ligt binnen de geluidszone van de N201. Een vereiste voor de gewenste functiewijziging was dat voldaan werd aan de geluid(grens)waarden van de Wgh. Akoestisch onderzoek heeft uitgewezen dat de voorkeurswaarde wordt overschreden. Om deze reden is voor twee gevels (noord- en oostgevel) een hogere grenswaarde vastgesteld van 53 dB. De geluidsbelasting ter hoogte van de west- en zuidgevel bedraagt 60 dB en ligt daarmee volgens het college boven de (maximale) ontheffingswaarde van 53 dB voor geluidgevoelige objecten in buitenstedelijk gebied. Om deze reden is in het bestemmingsplan "Herziening Landgoederen en Groene Gebieden", vastgelegd dat deze gevels uitgevoerd dienen te worden als een zogenoemde dove gevel.
2.    BCN kan zich niet verenigen met het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde uitgangspunt dat het perceel [locatie] gesitueerd is in buitenstedelijk gebied als bedoeld in de Wgh. Volgens BCN ligt het perceel binnen de bebouwde kom van Heemstede en daarmee in stedelijk gebied. Gelet hierop kan volgens BCN op grond van de Wgh voor alle gevels van de woning een hogere grenswaarde worden vastgesteld, waardoor minder ingrijpende bouwkundige aanpassingen nodig zijn, en niet noodzakelijk is de west- en zuidgevel uit te voeren als een dove gevel.
3.    Het college stelt zich primair op het standpunt dat het beroep van BCN niet-ontvankelijk is, omdat BCN geen belanghebbende is bij het bestreden besluit. Evenmin heeft BCN volgens het college belang bij de behandeling van haar beroep. In geval het beroep van BCN ontvankelijk wordt geacht, kan BCN volgens het college het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden tegengeworpen, omdat de door BCN ingeroepen norm(en) van de Wgh strekken tot de bescherming van de belangen van de huidige of toekomstige bewoners van de woning. Deze normen strekken kennelijk niet tot de bescherming van het belang van BCN. Het college heeft toegelicht dat BCN is opgericht met het oog op de behartiging van de algemene en collectieve belangen van haar leden, zijnde bewoners van de "Indische buurt" ten zuidwesten van de N201. Het gaat BCN in het bijzonder om de gevolgen van de realisatie van de woonwijk "Slottuin" op het terrein van het voormalige Nova College aan de Ingenieur Lelylaan, ten zuiden van de N201. De herontwikkeling van dit terrein is voorzien in het bestemmingsplan "Herziening Slottuin Heemstede". Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad bij besluit van 30 november 2017 en is inmiddels in rechte onaantastbaar, aldus het college.
4.    Artikel 1:2, eerst lid, van de Awb luidt als volgt:
"Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken."
Het derde lid luidt als volgt: "Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen."
Artikel 8:1 luidt als volgt: "Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter."
5.    De Afdeling zal in het navolgende beoordelen of BCN kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het besluit tot vaststelling van hogere grenswaarden.
6.    In haar uitspraak van 21 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY3687, heeft de Afdeling geoordeeld dat BCN voldoet aan de vereisten om te kunnen worden aangemerkt als een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid. Daartoe heeft de Afdeling onder meer overwogen dat BCN een ledenbestand heeft van ongeveer vijftig leden, dat zij een bestuur heeft van vijf leden dat regelmatig bijeenkomt, dat BCN is opgericht met als doelstelling het opkomen voor het behoud van de leefbaarheid van de Indische buurt en omgeving te Heemstede en dat zij ter bewerkstelliging van dit doel als eenheid deelneemt aan verschillende overlegvormen met onder andere het gemeentebestuur. Partijen hebben geen feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om over de rechtsbevoegdheid van BCN thans anders te oordelen dan in genoemde uitspraak van 21 november 2012.
7.    Het bestreden besluit is een noodzakelijke voorwaarde voor het bestemmen van het gebouw op het perceel [locatie] als een reguliere woning. Volgens jurisprudentie van de Afdeling, onder meer de uitspraak van 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:630, zijn bij een dergelijk besluit rechtstreeks de belangen betrokken van iedere persoon die door de realisering van de voorgenomen activiteit rechtstreeks in zijn belangen wordt geraakt.
8.    Het algemeen belang dat BCN krachtens haar doelstellingen en blijkens haar feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigt, betreft het behoud van de leefbaarheid van de Indische buurt en omgeving. Het perceel [locatie] bevindt zich op zichzelf in het werkgebied van BCN. Uit de door BCN overgelegde document "Wie zijn we, wat doen wij, voor wie en waarom" volgt dat de feitelijke werkzaamheden met name zijn gericht op de bewoners van de Cruquiusweg, Ir. Lelylaan, Slotlaan en Javalaan en de daartussen gelegen straten. Bij elkaar betreft dat de gehele Indische buurt. De woningen van deze bewoners zijn gelegen op een afstand van minimaal 100 m van het perceel [locatie], aan de andere zijde van de N201. Gelet hierop, bezien in samenhang met de aard en omvang van de planologische wijziging op het perceel [locatie], is de Afdeling van oordeel dat deze functiewijziging geen feitelijke gevolgen heeft voor de geluidsbelasting en daardoor het woongenot en de leefbaarheid van omwonenden. Het algemeen belang waar BCN krachtens haar doelstelling en blijkens haar feitelijke werkzaamheden voor opkomt, wordt derhalve niet geraakt door het als reguliere woning bestemmen van het gebouw op het perceel [locatie]. Gelet hierop is het belang waar BCN voor opkomt evenmin in geding door de vaststelling van hogere grenswaarden voor de woning op het perceel.
9.    BCN heeft niet onderbouwd dat leden van de vereniging binnen korte afstand van het perceel [locatie] wonen. Nu niet is gebleken dat individuele leden van BCN in de nabijheid van het perceel [locatie] wonen en op grond daarvan zouden kunnen worden aangemerkt als belanghebbende bij het bestemmingsplan "Herziening Landgoederen en Groene Gebieden", voor zover daarin het gebouw op het perceel [locatie] is bestemd als reguliere woning, kan evenmin worden aangenomen dat BCN in de thans voorliggende zaak een bundeling tot stand brengt van rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken individuele belangen.
10.    Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat BCN geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het besluit tot vaststelling van hogere waarden.
11.    Voor zover BCN zich op het standpunt stelt dat zij in deze procedure enkel als gemachtigde van de eigenaren/bewoners van het perceel [locatie] optreedt, overweegt de Afdeling dat dit niet blijkt uit het beroepschrift en de overige door BCN in het kader van deze procedure overgelegde stuken. In het bijzonder ontbreekt een machtiging waaruit blijkt dat BCN als (proces)vertegenwoordiger optreedt. Overigens heeft het college ter zitting onweerspoken gesteld dat een dergelijke machtiging evenmin is overgelegd in het kader van de voorprocedure, hoewel BCN daar nadrukkelijk om is verzocht.
12.    Het beroep is niet-ontvankelijk.
13.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Milosavljević, griffier.
w.g. Helder    w.g. Milosavljević
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2018
739.