ECLI:NL:RVS:2018:1924

Raad van State

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
13 juni 2018
Zaaknummer
201709028/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.J.J.M. Pans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep huurtoeslag en herziening vaststelling door Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 november 2017. De rechtbank had de door [appellant] ingediende beroepen tegen besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen een herzieningsbesluit ongegrond verklaard. De Belastingdienst/Toeslagen had eerder het verzoek van [appellant] om herziening van de huurtoeslag over 2014 afgewezen, evenals de voorschotten voor 2015 en 2016 op nihil gesteld. Na bezwaar had de Belastingdienst/Toeslagen de bezwaren van [appellant] gegrond verklaard en huurtoeslag toegekend, maar de hoogte van de huurprijs bleef een punt van discussie. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen zich mocht baseren op een huurspecificatie van € 250,00, terwijl [appellant] stelde dat de huurprijs € 300,00 was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht de huurspecificatie had gehanteerd en dat de eerdere goedkeuring van een hoger bedrag niet relevant was voor de toekomstige berekeningen. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

201709028/1/A2.
Datum uitspraak: 13 juni 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 november 2017 in zaken nrs. 16/4940, 16/4941 en 16/4943 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 12 september 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het verzoek van [appellant] om herziening van de vaststelling huurtoeslag over het jaar 2014 afgewezen.
Bij besluit van 3 juni 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot huurtoeslag aan [appellant] over het jaar 2015 op nihil gesteld.
Bij besluit van 21 juni 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot huurtoeslag aan [appellant] over het jaar 2016 op nihil gesteld.
Bij twee afzonderlijke besluiten van 19 september 2016 en van 18 oktober 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de door [appellant] tegen de bovengenoemde besluiten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij besluit van 23 januari 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen, hangende het beroep bij de rechtbank, de besluiten van 19 september 2016 en 18 oktober 2016 herzien in de zin dat de bezwaren gegrond zijn verklaard. Aan [appellant] is alsnog huurtoeslag over de jaren 2014, 2015 en 2016 toegekend voor € 298,00, € 266,00 respectievelijk € 239,00.
Bij uitspraak van 3 november 2017 heeft de rechtbank de door [appellant] tegen de besluiten van 19 september 2016 en 18 oktober 2016 ingestelde beroepen niet-ontvankelijk verklaard en het van rechtswege ontstane beroep tegen het besluit van 23 januari 2017 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 mei 2018, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, is verschenen.
Overwegingen
Aanleiding en besluitvorming
1.    [appellant] woont in een woning op het adres [locatie] in [plaats]. Voor die woning heeft hij voor onder meer de jaren 2014, 2015 en 2016 huurtoeslag ontvangen. In diverse besluiten heeft de Belastingdienst/Toeslagen beslist dat [appellant] geen recht heeft op huurtoeslag, omdat het gezamenlijke inkomen van hem en zijn medebewoners te hoog is. [appellant] is daartegen in bezwaar opgekomen met het argument dat hij geen medebewoners heeft. Daarop heeft de Belastingdienst/Toeslagen aan [appellant] om aanvullende informatie gevraagd. Zo heeft de dienst verzocht om een vragenlijst in te vullen en om een kopie van de door de huurder en verhuurder ondertekende huurovereenkomst op te sturen. [appellant] heeft de vragenlijst ingevuld en daarbij aangegeven dat hij in een zelfstandige woning met eigen ingang woont. Het betreft de voormalige dierenartspraktijkruimte van zijn broer die is omgebouwd tot woonruimte met woonkamer, slaapkamer, badkamer, toilet en aanrecht met kookplaat. Omdat hij de woning huurt van zijn broer, heeft hij geen huurovereenkomst kunnen overleggen.
2.    De Belastingdienst/Toeslagen heeft in eerste instantie alle bezwaren van [appellant] ongegrond verklaard, omdat hij geen huurovereenkomst heeft overgelegd. Nadat [appellant] beroep bij de rechtbank had ingesteld, heeft de Belastingdienst/Toeslagen wederom om aanvullende informatie gevraagd. Daarbij heeft de Belastingdienst/Toeslagen verzocht om bewijzen van huurbetalingen, een bouwtekening van de woning, een situatieschets van de verhuurder met daarop het deel van de woning waar [appellant] woont, een huurspecificatie waaruit blijkt uit welke kosten de maandelijkse huur bestaat en een omschrijving van eerder verstuurde foto’s. Op basis van de op 13 januari 2017 toegezonden gekregen informatie heeft de dienst bij besluit van 23 januari 2017 de bezwaren alsnog gegrond verklaard en [appellant] alsnog huurtoeslag over de jaren 2014 tot en met 2016 toegekend. Bij de bepaling van de hoogte van de huurtoeslag heeft de Belastingdienst/Toeslagen een kale huurprijs van € 250,00 gehanteerd. Dat bedrag heeft de Belastingdienst/Toeslagen overgenomen uit de op 13 januari 2017 toegezonden huurspecificatie, waarin [broer] heeft verklaard dat de totale huurprijs van € 300,00 is opgebouwd uit een bedrag van € 250,00 aan kale huur en een bedrag van € 50,00 voor gas, water, elektra.
Hoger beroep
3.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich voor de bepaling van het recht op huurtoeslag mocht baseren op een huurprijs van € 250,00. Daartoe voert hij aan dat de Belastingdienst/Toeslagen de door zijn neef op 13 januari 2017 toegezonden huurspecificatie, met daarin vermeld een kale huur van € 250,00, buiten beschouwing had moeten laten en zich bij de bepaling van het recht op huurtoeslag had moeten baseren op de verklaring van 9 juli 2017 waarin een huurprijs van € 300,00 is vermeld. Zijn neef was niet gemachtigd om namens hem stukken toe te zenden en de toegezonden huurspecificatie is derhalve niet rechtsgeldig. Voorts voert hij aan dat hij reeds bij zijn aanvraag huurtoeslag in 2012 een kale huur van € 300,00 aan de Belastingdienst/Toeslagen heeft doorgegeven. De dienst heeft op basis van dit bedrag aan kale huur huurtoeslag over de jaren 2012 en 2013 toegekend. Daarmee staat volgens [appellant] vast dat dit bedrag aan kale huur ook voor de jaren 2014 tot en met 2016 had moeten worden gehanteerd.
3.1.    Op 13 januari 2017 is aan de Belastingdienst/Toeslagen een huurspecificatie toegezonden. Deze huurspecificatie is door [broer] - de broer en tevens verhuurder van [appellant] - voor akkoord ondertekend. In die huurspecificatie, is, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, een heldere en reële splitsing gemaakt tussen het bedrag van € 250,00 dat [appellant] verschuldigd is voor de kale huur en het bedrag van € 50,00 dat hij dient te voldoen voor gas, water en elektriciteit. Deze huurspecificatie is bovendien in overeenstemming met een op 10 juni 2016 door [appellant] en zijn broer ondertekende verklaring waarin is vermeld dat de totale huurprijs € 300,00 bedraagt. Gelet hierop heeft de Belastingdienst/Toeslagen zich bij de berekening van de aanspraak op huurtoeslag terecht op de op 13 januari 2017 toegezonden huurspecificatie gebaseerd. De rechtbank is terecht tot dezelfde slotsom gekomen.
Dat, zoals [appellant] heeft aangevoerd, de verklaring van 13 januari 2017 door zijn neef [neef] is ingebracht zonder dat hij daartoe door hem is gemachtigd is niet van belang, nu de verklaring door zijn broer [broer] voor akkoord is ondertekend. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, mag er vanuit worden gegaan dat als iemand een verklaring voor akkoord ondertekent, hij het met de inhoud van die verklaring eens is. Aan de later door [appellant] ingebrachte verklaring van zijn broer van 9 juli 2017, waarin is vermeld dat de rekenhuur € 300,00 bedraagt en hij de kosten voor gas, water en licht voor zijn rekening heeft genomen, kan niet de waarde worden gehecht die [appellant] daaraan toegekend wenst te zien. Zijn broer heeft in deze nieuwe verklaring niet uiteengezet waarom hij thans een andere verklaring wenst af te leggen die niet overeenkomt met zijn eerdere, op 13 januari 2017 ingebrachte verklaring. Voor zover [appellant] heeft aangevoerd dat zijn broer de door zijn neef voorgehouden verklaring van 13 januari 2017 blind heeft ondertekend, heeft de rechtbank terecht overwogen dat dit ook twijfel oproept over de andere verklaringen die zijn broer heeft gegeven.
Voor zover [appellant] heeft aangevoerd dat de Belastingdienst eerder wel is uitgegaan van een kale huurprijs van € 300,00, overweegt de Afdeling als volgt. De Belastingdienst/Toeslagen heeft in de jaren 2012 en 2013 een kale huurprijs van € 300,00 als uitgangspunt voor de berekening van de huurtoeslag gehanteerd omdat [appellant] dit bedrag bij zijn aanvraag heeft opgegeven. Ter zitting heeft de Belastingdienst/Toeslagen toegelicht dat de aanvraag van [appellant] waarschijnlijk niet op juistheid is gecontroleerd, nu deze controles slechts steekproefsgewijs plaatsvinden. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, betekent dit niet dat [appellant] dit bedrag aan kale huur als onderbouwing van zijn standpunt kon gebruiken. Nu op basis van de overgelegde verklaringen aannemelijk is dat de eerder door [appellant] opgegeven kale huurprijs van € 300,00 onjuist is, was de dienst niet gehouden om dit bedrag ook voor toekomstige toeslagjaren voor de berekening van de huurtoeslag te blijven hanteren.
Het betoog faalt.
Conclusie
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Pans    w.g. Rijsdijk
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2018
705.