201804431/2/A3 en 201804432/2/A3.
Datum uitspraak: 8 juni 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van:
1. de Stichting Faunabeheereenheid Zuid-Holland (hierna: de Faunabeheereenheid), gevestigd te Den Haag,
2. het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verzoekers,
tegen uitspraken van de rechtbank Den Haag van 14 mei 2018 in zaken nrs. 17/7955 en 17/8035 in de gedingen tussen:
de Stichting de Faunabescherming (hierna: de Faunabescherming) onderscheidenlijk de Stichting Dierenradar (hierna: Dierenradar)
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 20 april 2017 heeft het college onder het stellen van voorschriften een opdracht gegeven aan personen met schriftelijke toestemming van de Faunabeheereenheid om jaarlijks in de periode van 15 mei tot en met 31 juli, eindigend op 31 juli 2020, de omvang van de populatie van de grauwe gans, de brandgans, de Canadese gans en de gedomesticeerde grauwe gans in de provincie Zuid-Holland te beperken door gebruikmaking van de in dit besluit vermelde methoden en middelen (hierna: de opdracht).
Bij onderscheiden besluiten van 6 en 13 oktober 2017 heeft het college de door de Faunabescherming onderscheidenlijk Dierenradar daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij onderscheiden uitspraken van 14 mei 2018 heeft de rechtbank de door de Faunabescherming onderscheidenlijk Dierenradar daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, de besluiten van 6 en 13 oktober 2017 vernietigd, het college opgedragen om met inachtneming van de desbetreffende uitspraak nieuwe besluiten op bezwaar te nemen en het besluit van 20 april 2017 geschorst tot zes weken nadat nieuwe besluiten op bezwaar zijn genomen.
Tegen deze uitspraken hebben de Faunabeheereenheid en het college hoger beroep ingesteld. De Faunabeheereenheid en het college hebben ieder voor zich de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 7 juni 2018, waar de Faunabeheereenheid, vertegenwoordigd door [gemachtigde], het college, vertegenwoordigd door mr. E.C.M. Schippers, advocaat te Den Haag, de Faunabescherming, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. B.N. Kloostra, advocaat te Amsterdam, en Dierenradar, vertegenwoordigd door mr. S. van Rooy, bijgestaan door mr. M. van Duijn, advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de Luchthaven Schiphol N.V., vertegenwoordigd door mr. M.M. Kaajan, advocaat te Amsterdam, ter zitting gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Blijkens het besluit van 20 april 2017 en de daaraan verbonden voorschriften ziet de opdracht op het bijeendrijven en doden van ganzen met gebruikmaking van het middel Duke's Carbon Dioxide, oftewel CO², en alle middelen en installaties die noodzakelijk zijn om dat middel toe te passen. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat deze opdracht noodzakelijk is in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer en ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen. Deze opdracht geldt naast een bij besluit van 28 januari 2016 verleende ontheffing om de voortplanting van diverse ganzensoorten te beperken en om ganzen met het geweer te doden. Omdat het op grond van die ontheffing uitgevoerde beheer niet ertoe heeft geleid dat de doelpopulaties van de diverse ganzensoorten worden benaderd, is de opdracht noodzakelijk, aldus het college in het besluit van 20 april 2017.
Bij de besluiten van 6 en 13 oktober 2017 heeft het college, mede onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 25 augustus 2017, het besluit van 20 april 2017 aangevuld en in stand gelaten.
3. De rechtbank heeft in haar uitspraken van 14 mei 2018 geoordeeld dat de besluiten van 6 en 13 oktober 2017 op het punt van de door het college gestelde noodzaak in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer en ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, op onzorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en ondeugdelijk zijn gemotiveerd.
4. De Faunabeheereenheid en het college bestrijden in hoger beroep hetgeen de rechtbank aldus heeft geoordeeld. Mede gelet op het verhandelde ter zitting strekken de door de Faunabeheereenheid en het college ingediende verzoeken er uitsluitend toe bij wijze van voorlopige voorziening de door de rechtbank in elk van haar uitspraken van 14 mei 2018 getroffen voorlopige voorziening, bestaande uit een schorsing van het besluit van 20 april 2017, op te heffen, voor zover die schorsing eraan in de weg staat dat de opdracht in 2018 binnen een straal van 20 km rondom luchthaven Schiphol en binnen een straal van 10 km rondom luchthaven Rotterdam The Hague Airport in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer kan worden uitgevoerd ter beperking van de populatie van de grauwe gans en de Canadese gans. Uit de opdracht volgt dat het bij de straal rondom luchthaven Schiphol alleen gaat om het gebied dat in de provincie Zuid-Holland is gelegen.
5. Deze procedure leent zich niet voor een inhoudelijke beoordeling van de ingestelde hoger beroepen. De door partijen over en weer ingenomen standpunten vergen een nadere bestudering, die in de bodemprocedure zal plaatsvinden. De voorzieningenrechter zal thans de betrokken belangen afwegen.
6. De Faunabeheereenheid en het college hebben ter zitting toegelicht dat de opdracht uitsluitend kan worden uitgevoerd gedurende de ruiperiode, dat de ruiperiode van de grauwe gans rond 25 mei begint en rond 15 juni eindigt en dat de ruiperiode van de Canadese gans rond 20 juni begint en rond 15 juli eindigt. De Faunabeheereenheid en het college hebben voorts toegelicht dat zij met hun verzoeken willen bereiken dat de opdracht in 2018 in één gebied in de omgeving van luchthaven Schiphol en in acht gebieden in de omgeving van luchthaven Rotterdam The Hague Airport ten uitvoer kan worden gebracht. Iedere keer als de opdracht wordt uitgevoerd, zullen enkele honderden ganzen uit de populatie worden weggenomen, aldus de Faunabeheereenheid en het college. Partijen zijn het erover eens dat het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening geen enkele nadelige invloed heeft op de gunstige staat van instandhouding van grauwe ganzen en Canadese ganzen.
7. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan niet worden ontkend dat het risico op een aanvaring tussen een opstijgend of dalend vliegtuig op een van voormelde luchthavens toeneemt naarmate de ganzenpopulaties in de omgeving van die luchthavens groeien en daarmee het aantal bewegingen van ganzen in het luchtruim toeneemt. Zo bezien acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat de aanwezigheid van ganzen in de omgeving van de luchthavens een risico met zich brengt voor de veiligheid van het vliegverkeer. De voorzieningenrechter wijst in dit kader op incidenten die zich op de luchthavens Schiphol en Rotterdam The Hague Airport hebben voorgedaan, waarbij vliegtuigen op lage hoogte in aanvaring zijn gekomen met ganzen. Naar de voorzieningenrechter is gebleken, wordt in het belang van onder meer de veiligheid van het vliegverkeer een in het Faunabeheerplan ganzen Zuid-Holland 2015-2020 neergelegde viersporenaanpak gevolgd om in gezamenlijkheid met maatschappelijke organisaties onder meer het risico op vogelaanvaringen naar een acceptabel niveau terug te brengen, waartoe met maatschappelijke organisaties een convenant is gesloten. Zo wordt zoveel als in de praktijk mogelijk is het foerageren van ganzen in de directe nabijheid van de start-en landingsbanen via het ruimtelijk spoor beperkt. De laatste pijler van de viersporenaanpak is het reductiespoor, waarbij het doden van ganzen met gebruikmaking van CO² een van de schakels is in de te treffen reductiemaatregelen. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat dit pakket aan reductiemaatregelen geen effect heeft gehad voor de reductie van de aantallen ganzen en valt naar voorlopig oordeel niet in te zien dat er geen noodzaak zou bestaan om het gehele pakket aan reductiemaatregelen, inclusief de toepassing van CO², in te zetten.
8. Dat, naar de Faunabescherming en Dierenradar stellen, het aantal incidenten gering is, betekent niet dat het gevaar van een vogelaanvaring met een opstijgend en landend vliegtuig niet reëel aanwezig is, met name niet nu incidenten zich naar ter zitting is gebleken nog altijd voordoen. Onder deze omstandigheden komt naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval meer gewicht toe aan het belang van de bescherming van de veiligheid van het vliegverkeer dan aan de belangen van de Faunabescherming en Dierenradar dat dit middel niet wordt ingezet. Bij dit oordeel heeft de voorzieningenrechter betrokken dat in het verleden, als hiervoor vermeld, incidenten met ganzen hebben plaatsgevonden. Uit door de Faunabeheereenheid overgelegde informatie blijkt dat bij meer dan één van deze incidenten een grauwe of een Canadese gans was betrokken. Voorts heeft de voorzieningenrechter daarbij betrokken dat een aanvaring tussen een vliegtuig en ganzen fatale gevolgen kan hebben voor de veiligheid van personen, dat de in de opdracht vermelde middelen en methoden, naar voorlopig oordeel, middelen en methoden zijn als bedoeld in artikel 3.9 van het Besluit natuurbescherming, en dat het doden van ganzen met toepassing van CO² volgens de Raad voor Dieraangelegenheden de meest aanvaardbare methode is om de populatie van ganzen te beperken, gevolgd door afschot.
9. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de door de rechtbank Den Haag bij uitspraken van 14 mei 2018 in zaken nrs. 17/7955 en 17/8035 getroffen voorlopige voorzieningen, bestaande uit de schorsing van het besluit van 20 april 2017, kenmerk ODH-2017-00035383, wordt opgeheven, voor zover die schorsing eraan in de weg staat dat de bij dat besluit gegeven opdracht in 2018 binnen een straal van 20 km rondom luchthaven Schiphol en binnen een straal van 10 km rondom luchthaven Rotterdam The Hague Airport kan worden uitgevoerd ten aanzien van de grauwe gans en de Canadese gans en met inachtneming van de aanvullingen van dat besluit als vermeld in de vernietigde besluiten van 6 oktober 2017, kenmerk ODH-2017-00103325, en 13 oktober 2017, kenmerk ODH-2017-00104605.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.J.C. Robben, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Robben
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2018
610.