ECLI:NL:RVS:2018:1913
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 7 juni 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek werd ingediend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 11 april 2018 de aanvragen van vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, gegrond verklaard en de besluiten van de staatssecretaris van 16 november 2017 vernietigd. De staatssecretaris werd opgedragen om binnen zes weken nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen, met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak.
De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen uitvoering hoefde te geven aan de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zal blijven. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek van de staatssecretaris toe te wijzen en te bepalen dat hij geen nieuwe besluiten hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
De beslissing is genomen zonder proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De zaak betreft belangrijke aspecten van het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, waarbij de rechten van de vreemdelingen en de verantwoordelijkheden van de staatssecretaris centraal staan.