ECLI:NL:RVS:2018:18

Raad van State

Datum uitspraak
5 januari 2018
Publicatiedatum
8 januari 2018
Zaaknummer
201709664/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de niet-in behandeling name van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 29 november 2017. De rechtbank had de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die op 31 oktober 2017 niet in behandeling was genomen. De vreemdeling had beroep ingesteld tegen dit besluit, en de rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit en gaf de staatssecretaris de opdracht om opnieuw te beslissen.

De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In het hogerberoepschrift werd aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de staatssecretaris de aanvraag niet had mogen afwijzen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep echter kennelijk ongegrond verklaard. De aangevallen uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van de staatssecretaris blijven geheel in stand. Dit betekent dat de staatssecretaris niet opnieuw hoeft te beslissen op de aanvraag van de vreemdeling.

De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris terecht Italië verantwoordelijk had gehouden voor de behandeling van het asielverzoek van de vreemdeling, aangezien Zwitserland Italië verantwoordelijk had gesteld voor het asielverzoek dat de vreemdeling in Zwitserland had ingediend. De vreemdeling heeft deze informatie niet bestreden in zijn schriftelijke uiteenzetting. Tot slot werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 501,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

201709664/1/V3.
Datum uitspraak: 5 januari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 29 november 2017 in zaak nr. NL17.11860 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 29 november 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.J.M. van Ewijk, advocaat te Nijmegen, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. De Afdeling ziet evenwel, gelet op het navolgende, aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Daarmee is de grondslag aan de opdracht van de rechtbank een nieuw besluit te nemen, ontvallen.
3.    Uit de door de staatssecretaris bij het hogerberoepschrift gevoegde informatie blijkt dat Zwitserland Italië verantwoordelijk heeft gehouden voor het door de vreemdeling op 4 mei 2017 in Zwitserland gedane asielverzoek en dat Italië het Zwitserse overnameverzoek van 26 mei 2017 impliciet heeft aanvaard. De vreemdeling heeft dit in de schriftelijke uiteenzetting niet bestreden. Aldus heeft de staatssecretaris terecht Italië verantwoordelijk gehouden voor de behandeling van het asielverzoek van de vreemdeling.
4.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 31 oktober 2017, V-nr. […], geheel in stand blijven;
III.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.
w.g. Troostwijk    w.g. Bechinka
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2018
371.