ECLI:NL:RVS:2018:1755
Raad van State
- Hoger beroep
- P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen herziening zorgtoeslag en kindgebonden budget door Belastingdienst/Toeslagen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen, waarbij de voorschotten zorgtoeslag en kindgebonden budget voor het jaar 2016 zijn herzien en op nihil zijn gesteld. De Belastingdienst/Toeslagen stelt dat [appellante] niet heeft aangetoond dat zij op zakelijke gronden een kamer huurde van haar oom, waardoor zij als toeslagpartner van haar oom wordt beschouwd. Dit leidt tot een gezamenlijk inkomen dat te hoog is voor de betreffende toeslagen.
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht de voorschotten op nihil heeft gesteld. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij niet heeft aangetoond dat zij een kamer huurt van haar oom. Zij wijst op een huurovereenkomst en verklaringen van derden die haar standpunt zouden ondersteunen. De rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn echter van mening dat de overgelegde huurovereenkomst niet voldoende bewijs levert voor een zakelijke huurrelatie.
De Afdeling bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelt dat [appellante] niet heeft aangetoond dat zij op zakelijke gronden een kamer huurde van haar oom. De Belastingdienst/Toeslagen heeft terecht het gezamenlijke inkomen van [appellante] en haar oom betrokken bij de beoordeling van de aanvragen voor zorgtoeslag en kindgebonden budget. De hoger beroepen worden ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraken worden bevestigd.