ECLI:NL:RVS:2018:1722

Raad van State

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
24 mei 2018
Zaaknummer
201710178/3/V1 en 201710179/3/V6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaken met betrekking tot uitzetting

Op 23 mei 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaken met nummers 201710178/3/V1 en 201710179/3/V6. Deze uitspraak volgde op eerdere verzoeken van vreemdelingen om het treffen van een voorlopige voorziening, die op 5 april 2018 waren afgewezen. De vreemdelingen hebben opnieuw verzocht om een voorlopige voorziening, met als doel dat zij niet worden uitgezet voordat de Afdeling op hun hoger beroepen heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de beoordeling van de hoger beroepen nader onderzoek vereist, en dat de verzoeken nu zijn beperkt tot het voorkomen van uitzetting. Gezien de betrokken belangen heeft de voorzieningenrechter besloten om in zaak nr. 201710178/3/V1 een voorlopige voorziening te treffen, terwijl het verzoek in zaak nr. 201710179/3/V6 niet meer aan de orde hoeft te komen.

In de beslissing is bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op hun hoger beroepen. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die zijn vastgesteld op € 501,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 mei 2018.

Uitspraak

201710178/3/V1 en
201710179/3/V6.
Datum uitspraak: 23 mei 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende de hoger beroepen van:
[de vreemdelingen],
verzoekers,
tegen uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 23 november 2017 in zaken nrs. 16/19517 en 16/19516 en in zaken nrs. 16/7823 en 16/7860 in de gedingen tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij uitspraak van 5 april 2018, in zaken nrs. 201710178/2/V1 en 201710179/2/V6, heeft de voorzieningenrechter eerdere verzoeken van de vreemdelingen om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter opnieuw verzocht een voorlopige voorziening te treffen hangende de door hen ingestelde hoger beroepen.
Overwegingen
1.    De vreemdelingen verzoeken thans uitsluitend om een voorlopige voorziening die ertoe strekt dat zij niet worden uitgezet voordat de Afdeling op de door hen ingestelde hoger beroepen heeft beslist.
De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van 5 april 2018 overwogen dat de beoordeling van hetgeen in hoger beroep is aangevoerd nader onderzoek vergt, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Nu de verzoeken thans zijn beperkt als hiervoor aangegeven en in aanmerking nemende dat de hoger beroepen op korte termijn ter zitting van de Afdeling zullen worden behandeld, ziet de voorzieningenrechter, gelet op de betrokken belangen, aanleiding om in zaak nr. 201710178/3/V1 de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. Reeds hierom hoeft niet meer te worden beslist op het verzoek in zaak nr. 201710179/3/V6.
2.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden uitgezet totdat op de door hen ingestelde hoger beroepen is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Willems
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2018
412.