201709393/2/R6.
Datum uitspraak: 19 januari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Ermelo,
en
de raad van de gemeente Ermelo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 oktober 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "De Driesprong" en het bij het plan behorende exploitatieplan "De Driesprong" vastgesteld.
Tegen deze besluiten heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
Tevens heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 januari 2018, waar de raad, vertegenwoordigd door ir. N.C. Weijers en G.M.M. Somerwil, is verschenen. Tevens zijn BEMOG Projektontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door ing. E.D. van der Werfhorst, en [partij A] als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het plan voorziet in woningen op de voormalige schoollocatie De Driesprong gelegen tussen de Oude Telgterweg, de Van Strijlandweg, de Hamburgerweg en de Van Emsthof. [verzoeker] woont op het perceel Van [locatie A] naast het plangebied. Hij kan zich niet verenigen met de wijze waarop het woonblok tegenover zijn woning wordt ontwikkeld. Verder wil hij dat het plan wordt uitgebreid met ontwikkeling van woningbouw op de locatie van een bestaande garage.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Spoedeisendheid
3. Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht luidt: "Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld [...] kan de voorzieningenrechter [...] op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist."
4. Het verzoek om voorlopige voorziening strekt tot schorsing van het bestemmingsplan teneinde onomkeerbare gevolgen van onder meer de bouw van de woningen te voorkomen. BEMOG Projektontwikkeling B.V. heeft ter zitting toegelicht dat er een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen in voorbereiding is. Zij heeft te kennen gegeven niet te willen wachten met het indienen van de aanvraag totdat uitspraak in de hoofdzaak is gedaan. Gelet hierop bestaat bij het verzoek in zoverre een spoedeisend belang.
Voor zover [verzoeker] met zijn verzoek tevens beoogt te voorkomen dat ten behoeve van de bouw van de woningen bomen worden gekapt, overweegt de voorzieningenrechter dat bij de beoordeling van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor kappen niet wordt getoetst aan het bestemmingsplan. Dit betekent dat wanneer het bestemmingsplan door toewijzing van het verzoek niet in werking zou treden, dit geen beletsel oplevert voor de verlening van de omgevingsvergunning voor kappen. [verzoeker] kan in deze procedure met zijn verzoek dan ook niet bereiken dat kap van de bomen wordt opgeschort in afwachting van de uitspraak in de hoofdzaak. In zoverre ontbreekt een spoedeisend belang.
Beoordeling van de beroepsgronden
5. [verzoeker] betoogt dat in de zienswijzenfase ten onrechte geen papieren exemplaar van het ontwerpbestemmingsplan ter inzage heeft gelegen op het gemeentehuis.
5.1. De raad heeft toegelicht dat [verzoeker] in de gelegenheid is gesteld om samen met een medewerker van de gemeente met behulp van een tablet kennis te nemen van de in PDF-vorm beschikbare analoge versie van het ontwerpplan. Daarnaast is het digitale ontwerpplan beschikbaar gesteld op de voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl en ook op de gemeentelijke website. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat [verzoeker] door deze gang van zaken niet is benadeeld en in zoverre geen aanleiding bestaat het verzoek toe te wijzen.
6. [verzoeker] betoogt dat binnen het woonblok tegenover zijn woning ten onrechte niet is voorzien in 2-onder-1-kapwoningen. Hij vreest dat een massief bouwvolume zal worden gerealiseerd hetgeen tot aantasting van de zichtlijnen zal leiden. [verzoeker] betoogt verder dat de woningen zullen leiden tot een aantasting van zijn privacy en de bezonning van zijn woning vanwege de maximale bouwhoogte van 11 m en de situering van de woningen te dicht op de weg. Ook vreest [verzoeker] dat vanwege de situering van de woningen de bestaande bomen langs de Van Strijlandweg zullen moeten worden gekapt.
6.1. [verzoeker] heeft zijn wens voor 2-onder 1-kapwoningen tegenover zijn woning reeds in zijn zienswijze naar voren gebracht. De raad is aan deze wens tegemoet gekomen en heeft het plan gewijzigd vastgesteld in die zin dat aan het plandeel met de bestemming "Wonen" tegenover de woning van [verzoeker] de aanduidingen "twee-aaneen" en "vrijstaand" zijn toegekend. De raad heeft toegelicht dat hij met het oog op het behoud van de zichtlijnen tegemoet is gekomen aan de wens van [verzoeker]. Verder zijn 2-onder-1-kapwoningen in de omgeving veelvoorkomend. De raad heeft voorts toegelicht dat hij een bouwhoogte van 11 m aanvaardbaar acht. In het bestemmingsplan "Kom Ermelo", dat geldt voor de omgeving van het plangebied, is eveneens een maximale bouwhoogte van 11 m opgenomen. Weliswaar hebben niet alle bestaande woningen in de omgeving feitelijk die hoogte, zodat de nieuwbouw in zoverre hoger wordt, maar de raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de nieuwe woningen niet zo veel hoger worden dan de bestaande woningen dat sprake is van een onaanvaardbare situatie.
Wat de aantasting van privacy en bezonning betreft, heeft de raad in aanmerking mogen nemen dat de woning van [verzoeker] op ongeveer 20 m afstand van de voorziene woningen staat en dat daartussen een rij hoge bomen staat die het zicht vanuit de voorziene woningen op de woning van [verzoeker] beperkt en reeds in de bestaande situatie voor schaduwwerking op zijn woning zorgt. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de woningen niet tot een ernstige aantasting van privacy en bezonning zullen leiden.
Wat de situering van de woningen betreft, stelt de raad terecht dat de nieuwe woningen niet zijn geprojecteerd ter plaatse van de bestaande bomen. De bomen staan op een strook groen met de bestemming "Groen" en de aanduiding "houtwal", bestemd voor instandhouding van de houtwal en de bestaande bomen en tevens bestemd voor inritten voor de achtergelegen percelen. De raad heeft ter zitting toegelicht dat ten behoeve van de inritten naar de voorziene woningen een aantal bomen dient te worden gekapt maar dat niet alle bomen zullen worden gekapt. Nu de gemeente eigenaar is van de groenstrook, het gemeentebestuur de bomen zoveel mogelijk wenst te behouden en de gemeente het ook in haar macht heeft de bomen te behouden, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan in zoverre niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.
De voorzieningenrechter ziet gelet op het voorgaande op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen voorzien in de woningen zoals die in het plan zijn opgenomen. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek in zoverre af te wijzen.
7. [verzoeker] betoogt dat de bestaande garage op de hoek van de Van Strijlandweg en de Hamburgerweg ten onrechte niet in het plan is opgenomen als woningbouwlocatie. Hij vreest dat als de locatie nu niet in het plan wordt opgenomen en voor woningbouw wordt ontwikkeld, op een later moment woningbouw, zoals hoogbouw, zal worden gerealiseerd die niet passend is bij de dan bestaande woningen.
7.1. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat in het verleden is overwogen om de garagelocatie in het plan mee te nemen en voor woningbouw te ontwikkelen. [partij A], eigenaar van de garage, heeft ter zitting toegelicht dat hij de garage sinds 2010 exploiteert en bij het gemeentebestuur destijds heeft aangegeven de exploitatie van de garage te willen voortzetten. De raad heeft daarom afgezien van de plannen voor woningbouw op de locatie.
7.2. Het verzoek strekt er toe dat de bouwmogelijkheden ter plaatse van de garage worden gewijzigd, terwijl dit perceel niet in het plan is opgenomen. [verzoeker] is in dit opzicht niet gebaat bij schorsing van enig deel van het bestemmingsplan, nu daarmee niet het door hem gewenste resultaat kan worden bereikt. Een voorlopige voorziening die er toe strekt dat de door [verzoeker] gewenste bouwmogelijkheden voor woningbouw worden toegekend aan het perceel, acht de voorzieningenrechter te verstrekkend aangezien ook met de uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure de gewenste bouwmogelijkheden niet kunnen worden bewerkstelligd. Die uitspraak zou op dit punt ten hoogste kunnen strekken tot vernietiging van de begrenzing van het bestemmingsplan, maar daarmee zouden de gewenste bouwmogelijkheden nog niet mogelijk zijn. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek ook in zoverre af te wijzen.
Conclusie
8. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek af te wijzen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Blankenstein, griffier.
w.g. Helder w.g. Blankenstein
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2018
821.