ECLI:NL:RVS:2018:1693

Raad van State

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
23 mei 2018
Zaaknummer
201705357/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen intrekking exploitatievergunning horeca-inrichting te Rotterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 24 mei 2017 een eerder besluit van de burgemeester van Rotterdam heeft vernietigd. De burgemeester had op 14 oktober 2014 een exploitatievergunning verleend aan Bokaal B.V. voor een horeca-inrichting aan de Nieuwemarkt 11 te Rotterdam. Deze vergunning werd later ingetrokken en vervangen door een aangepaste vergunning, wat leidde tot bezwaar van de appellant. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester een motiveringsgebrek had gemaakt bij de intrekking van de vergunning, omdat de nieuwe terrasoppervlakte groter was dan eerder toegestaan. De burgemeester had de vergunning echter gebaseerd op het Horecagebiedsplan Centrum 2012-2014, dat uitbreiding van terrassen toestond. In hoger beroep voerde de appellant aan dat de vergunning in strijd was met het consolidatiebeleid, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat de burgemeester zich op het Hgp 2012-2014 mocht baseren en dat er geen sprake was van strijd met het consolidatiebeleid. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

201705357/1/A3.
Datum uitspraak: 23 mei 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Rotterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 mei 2017 in zaak nr. 15/3605 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 14 oktober 2014 heeft de burgemeester aan Bokaal B.V. onder voorschriften een exploitatievergunning verleend voor exploitatie van een horeca-inrichting aan de Nieuwemarkt 11 te Rotterdam.
Bij besluit van 4 mei 2015 op het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar heeft de burgemeester de verleende exploitatievergunning ingetrokken en een aangepaste exploitatievergunning verleend.
Bij tussenuitspraak van 21 juli 2016 heeft de rechtbank de burgemeester in de gelegenheid gesteld een gebrek in dat besluit te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij uitspraak van 24 mei 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] tegen het besluit van 21 juli 2016 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 april 2018, waar [appellant] en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A.J.J. van der Vlist en J. Tjelpa, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Op 11 juli 2014 heeft Bokaal B.V. een aanvraag om verlening van een exploitatievergunning ingediend in verband met de samenvoeging van café De Rembrandt aan de Nieuwemarkt 11 en restaurant Mimosa aan de Pannekoekstraat 77-79 tot bierlokaal Bokaal. Op 12 augustus 2014 is voor de samenvoeging een omgevingsvergunning verleend. Bij het besluit van 14 oktober 2014 heeft de burgemeester de aanvraag van 11 juli 2014 ingewilligd en een exploitatievergunning verleend. Volgens deze vergunning zijn een inpandige oppervlakte van 200 m² en een terrasoppervlakte van 339 m² toegestaan. [appellant] woont aan de [locatie] en heeft bezwaar tegen de verlening van de exploitatievergunning gemaakt. Bij advies van 26 februari 2015 heeft de Algemene Bezwaarschriftencommissie de burgemeester geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren en het besluit van 14 oktober 2014 te herroepen. Bij het besluit van 4 mei 2015 heeft de burgemeester de verleende exploitatievergunning ingetrokken en een aangepaste exploitatievergunning verleend. Hierbij heeft de burgemeester de toegestane inpandige oppervlakte verminderd tot 86 m² en de toegestane terrasoppervlakte tot 186,52 m². Hiertegen heeft [appellant] beroep ingesteld. Bij de tussenuitspraak van 21 juli 2016 heeft de rechtbank geoordeeld dat het besluit van 4 mei 2015 een motiveringsgebrek bevat, omdat de toegestane terrasoppervlakte van 186,52 m² groter is dan de 90 m² die De Rembrandt en Mimosa samen was toegestaan, hetgeen in strijd is met het in de Horecanota 2012-2016 (hierna: de Horecanota) en het Horecagebiedsplan Centrum 2015-2016 neergelegde consolidatiebeleid. Bij brief van 2 september 2016 heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat hij het besluit van 4 mei 2015 wegens bijzondere omstandigheden mocht baseren op het ten tijde van het besluit van 14 oktober 2014 van toepassing zijnde  Horecagebiedsplan Centrum 2012-2014 (hierna: het Hgp 2012-2014) en dat volgens het Hgp 2012-2014 uitbreiding van terrassen bij horecazaken aan de Pannekoekstraat en de Nieuwemarkt was toegestaan. In de uitspraak van 24 mei 2017 heeft de rechtbank dit standpunt onderschreven, het beroep gegrond verklaard, het besluit van 4 mei 2015 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven.
2.    [appellant] voert in hoger beroep aan dat de exploitatievergunning in strijd met het in het Hgp 2012-2014 neergelegde consolidatiebeleid is verleend, zowel wat betreft de toegestane inpandige oppervlakte als de toegestane terrasoppervlakte. Omdat de serre van De Rembrandt is vervangen door een grotere permanente aanbouw, is de inpandige oppervlakte van Bokaal volgens hem groter dan de inpandige oppervlakte van De Rembrandt en Mimosa samen. Voorts bedroeg de voorheen toegestane inpandige oppervlakte voor De Rembrandt en Mimosa samen 146,70 m². De toegestane 86 m² voor Bokaal kan derhalve niet juist zijn, aldus [appellant]. Verder gold volgens hem ook onder het Hgp 2012-2014 voor terrassen een consolidatiebeleid. Hierbij verwijst hij naar een op 9 augustus 2007 voor de exploitatie van De Rembrandt verleende exploitatievergunning, waarbij terrasuitbreiding is geweigerd. Verder bedroeg de voorheen toegestane terrasoppervlakte van De Rembrandt en Mimosa samen 74,40 m² en niet 90 m². Ook is het huidige gebruik van de terrassen volgens hem in strijd met het consolidatiebeleid. Hierbij wijst hij erop dat het terras van Bokaal van biertaps is voorzien en grote aantallen bezoekers trekt die met name alcoholische dranken consumeren, terwijl op de terrassen van De Rembrandt en Mimosa alleen maaltijden werden genuttigd. Ten slotte voert [appellant] onder vermelding van een proces-verbaal van een zitting van de rechtbank in een eerdere procedure aan dat de burgemeester heeft toegezegd dat de Pannekoekstraat 77-79 altijd een restaurant zal blijven.
2.1.    Het oordeel van de rechtbank dat de burgemeester zich op het Hgp 2012-2014 mocht baseren, heeft [appellant] in hoger beroep niet bestreden.
Over het gebied dat bestaat uit de Pannekoekstraat, de Botersloot en de Nieuwemarkt vermeldt het Hgp 2012-2014: "Dit gebied ontwikkelt zich meer en meer tot een gebied met een eigen karakter, als alternatieve winkelroute treft men hier niet de grote winkelketens maar kleine detailhandel en passende horecazaken. Op dit moment lijkt ook hier een gezonde balans tussen de verschillende functies en is verdere horecaontwikkeling geen automatisme." Over de ontwikkelrichting van dit gebied vermeldt het Hgp 2012-2014: "Consolideren ook ten aanzien van bestaande activiteiten, bestaande zaken kunnen wel gebruik maken van activiteit 12 van de module openingstijden." Zoals de burgemeester ter zitting van de Afdeling heeft toegelicht, is activiteit 12 in de Horecanota beschreven als "exploiteren van een terras" en is de vermelding van de module 'openingstijden' in het Hgp 2012-2014 een verschrijving. Activiteit 12 maakt in de Horecanota immers deel uit van de module 'terras'. Gelet op het voorgaande mocht de burgemeester zich op het standpunt stellen dat het in het Hgp 2012-2014 neergelegde consolidatiebeleid geen betrekking heeft op terrassen. Dat voor De Rembrandt in 2007 terrasuitbreiding is geweigerd overeenkomstig het van 2007 tot 2011 gevoerde beleid, kan hieraan niet afdoen. Dat beleid is in deze zaak immers niet van toepassing.
Dat de voorheen toegestane terrasoppervlakte van De Rembrandt en Mimosa samen 74,40 m² en niet 90 m² bedroeg, zoals door [appellant] aangevoerd, betekent op zichzelf niet dat de burgemeester voor Bokaal ten onrechte een terrasoppervlakte van 186,52 m² heeft toegestaan. De burgemeester heeft bij het besluit van 4 mei 2015 de bij het besluit van 14 oktober 2014 toegestane terrasoppervlakte met het oog op het woon- en leefklimaat ter plaatse van 339 m² verminderd naar 186,52 m². Er bestaat geen grond voor het oordeel dat de door de burgemeester gemaakte belangenafweging ondeugdelijk is. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de gemeente, zoals de burgemeester ter zitting van de Afdeling heeft toegelicht, in de bezwaarfase van deze procedure geen signalen van overlast door Bokaal heeft ontvangen, in de beroepsfase alleen door [appellant] klachten over Bokaal zijn ingediend en thans nog vier klachten van [appellant] en een oude klacht in behandeling zijn.
Dat de inpandige oppervlakte van Bokaal feitelijk groter is dan volgens de verleende exploitatievergunning is toegestaan, wat hiervan ook zij, kan op zichzelf evenmin aan de verleende exploitatievergunning afdoen. De vergunning staat een inpandige oppervlakte van 86 m² toe. Indien de feitelijke situatie afwijkt van deze toegestane oppervlakte, kan [appellant] dit desgewenst ten grondslag leggen aan een handhavingsverzoek.
De rechtbank heeft terecht het standpunt van de burgemeester onderschreven dat de exploitatievergunning is verleend voor dezelfde exploitatiecategorie als de categorie waarin De Rembrandt en Mimosa zouden hebben gevallen, omdat destijds maaltijden en alcohol werden aangeboden en van entertainment geen sprake was. Van strijd met het consolidatiebeleid is in zoverre derhalve evenmin sprake.
[appellant] heeft het door hem vermelde proces-verbaal niet overgelegd. Reeds daarom kan zijn beroep op dit proces-verbaal niet slagen.
Het betoog faalt.
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, moet worden bevestigd.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, griffier.
w.g. Borman    w.g. Hartsuiker
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2018
620.