201709891/2/A1.
Datum uitspraak: 19 januari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Den Haag,
verzoeker,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2017 heeft het college het "Plaatsingsplan ORAC’s Waalsdorp (wijk 77), Haagse Hout, Den Haag" vastgesteld. Dit besluit is op 9 november 2017 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
Daarnaast heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 januari 2018, waar [verzoeker], en het college, vertegenwoordigd door S.E. el Boustati, mr. F. Naghi Zadeh en inr. R. van Coevorden, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plaatsingsplan voorziet onder meer in de plaatsing van twee ondergrondse afvalcontainers naast de woning van [verzoeker] aan [locatie 1] te Den Haag. [verzoeker] verzoekt om het treffen van een voorlopige voorziening omdat de gemeente niet wil wachten met het uitvoeren van het plaatsingsplan.
3. Specifiek met betrekking tot de (afweging over de) locatiekeuze heeft [verzoeker] erop gewezen dat in het plaatsingsplan nergens anders containers zo dicht op een woning zijn geplaatst. Er zijn alternatieven voor de gekozen locatie. Een van die mogelijkheden is het plaatsen van de containers op een parkeerterrein voor het kinderdagverblijf aan de [locatie 2]. Een andere mogelijkheid is het plaatsen van de containers op de stoep bij de basisschool aan de [locatie 3]. Ter zitting is ook nog gewezen op de mogelijkheid om de containers op de stoep te zetten bij de basisschool aan de [locatie 4], aan de kruising tussen de Utenbroekestraat en de Van Nijenrodestraat.
4. Het college heeft ter zitting erop gewezen dat weliswaar in het plaatsingsplan in kwestie containers meestal verder van de gevel staan dan bij de woning van [verzoeker], maar dat de bij deze woning aangehouden afstand tot de gevel niet uitzonderlijk is in (andere plaatsingsplannen in) Den Haag. Het college betoogt dat alle alternatieven zijn bekeken, maar dat geen van deze alternatieven geschikt is. De alternatieve brengen mee dat het legen van de containers boven de stoep moet plaatsvinden, wat het college uit een oogpunt van veiligheid niet acceptabel vindt. Voor de voorgestelde locatie op het parkeerterrein geldt daarnaast dat dit een niet-openbaar terrein is waarover de gemeente niet kan beschikken, en dat de vrachtwagen voor het legen op die locatie op de stoep zou moeten gaan staan. Dat is verboden en onveilig. Bij de andere alternatieven zou de vrachtwagen tijdens het legen stilstaan in de Utenbroekestraat, terwijl ter plaatse een stopverbod geldt.
De voorzieningenrechter ziet onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat het college niet om deze redenen de gekozen locatie de voorkeur heeft kunnen geven boven de door [verzoeker] genoemde locaties, welke locaties ook bij de beoordeling in de bodemprocedure zullen worden betrokken. Ook voor het overige ziet de voorzieningenrechter geen grond om op voorhand aan te nemen dat het college niet tot het aanwijzen van deze locatie heeft mogen besluiten.
5. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat het college erop heeft gewezen dat geen onomkeerbare situatie ontstaat bij uitvoering van het besluit. Wanneer de uitkomst van de bodemprocedure dat vereist, zullen de afvalcontainers weer worden verwijderd en zal de containerlocatie weer in de oude staat worden teruggebracht.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van der Zijpp
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2018
262.