ECLI:NL:RVS:2018:1669

Raad van State

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
23 mei 2018
Zaaknummer
201800773/1/R2 en 201800773/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit hogere waarden Wet geluidhinder voor bestemmingsplan Koninginnebastion

Op 25 september 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg hogere waarden vastgesteld op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) voor het bestemmingsplan "Koninginnebastion". Tegen dit besluit hebben appellanten A en B, beiden wonend te Geertruidenberg, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 april 2018 ter zitting behandeld, waar de appellanten en het college vertegenwoordigd waren. Ook de initiatiefnemers van het bestemmingsplan, stichting Thuisvester en stichting Zorgorganisatie Het Hoge Veer, waren aanwezig, vertegenwoordigd door hun advocaten.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat nader onderzoek niet nodig is voor de beoordeling van de zaak en dat het beroep van de appellanten niet steunt op een zienswijze die bij het college naar voren is gebracht. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende geen beroep instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen zienswijze heeft ingediend, tenzij hem dat niet kan worden verweten. In dit geval is niet gebleken dat de appellanten redelijkerwijs niet verweten kan worden dat zij geen zienswijze hebben ingediend.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het beroep van appellanten A en B niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, in aanwezigheid van griffier mr. M. Vogel-Carprieaux, en is openbaar uitgesproken op 23 mei 2018.

Uitspraak

201800773/1/R2 en 201800773/2/R2.
Datum uitspraak: 23 mei 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Geertruidenberg,
en
het college van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2017 heeft het college hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) vastgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan "Koninginnebastion".
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.
Voorts hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 april 2018, waar [appellant A] en het college, vertegenwoordigd door E.J. Dekkers, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting gehoord de initiatiefnemers van de ontwikkeling waarop het bestemmingsplan ziet, stichting Thuisvester, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en stichting Zorgorganisatie Het Hoge Veer, vertegenwoordigd door mr. J.A. Mohuddy en mr. S.E.A. Groeneveld, advocaten te Breda, bijgestaan door [gemachtigden], gehoord.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
1.    In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.    Het beroep van [appellant A] en [appellant B] steunt niet op een bij het college naar voren gebrachte zienswijze.
Uit artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, volgt dat een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit dat met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb is genomen waarover hij bij het ontwerpbesluit geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten. Van deze omstandigheid is niet gebleken.
Het beroep van [appellant A] en [appellant B] is derhalve niet-ontvankelijk.
3.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4.    Voor een proceskosten veroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen    w.g. Vogel-Carprieaux
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2018
458.