ECLI:NL:RVS:2018:1657
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling in vreemdelingenbewaring tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 26 februari 2018. De vreemdeling heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 15 maart 2018, waarin het beroep ongegrond werd verklaard, hoger beroep ingesteld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.B. Kleerekooper, heeft tevens verzocht om schadevergoeding. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 18 mei 2018 uitspraak gedaan. De rechtsvraag betreft de rechtmatigheid van de nieuwe werkwijze van de staatssecretaris bij het in bewaring stellen van Dublinclaimanten, die sinds 31 oktober 2017 van kracht is. De Afdeling heeft deze rechtsvraag eerder beantwoord in een uitspraak van 2 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1491). De Afdeling oordeelt dat de grief van de vreemdeling slaagt en verklaart het hoger beroep gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van de staatssecretaris wordt alsnog gegrond verklaard. De vrijheidsontnemende maatregel is inmiddels opgeheven, waardoor een bevel daartoe achterwege kan blijven. De vreemdeling krijgt een schadevergoeding van € 880,00 over de periode van 26 februari 2018 tot 9 maart 2018. Daarnaast wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling tot een bedrag van € 1.503,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.