ECLI:NL:RVS:2018:1644
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen op 2 december 2016. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, heeft op 21 juli 2017 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. Echter, na een nieuw besluit op 20 november 2017, waarin de aanvraag opnieuw werd afgewezen, heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 mei 2018 uitspraak gedaan. De rechtbank had de eerdere afwijzing vernietigd, maar de Afdeling oordeelt dat de argumenten in het hogerberoepschrift niet voldoende zijn om de eerdere uitspraak te vernietigen. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verwijst het beroep tegen het nieuwe besluit van 20 november 2017 naar de rechtbank Den Haag voor verdere behandeling. De Afdeling concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat de Afdeling zonder een uitgebreide zitting tot een beslissing is gekomen. De zaak betreft belangrijke aspecten van het vreemdelingenrecht en de rechtsbescherming van asielzoekers.