ECLI:NL:RVS:2018:1644

Raad van State

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
17 mei 2018
Zaaknummer
201706478/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen op 2 december 2016. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, heeft op 21 juli 2017 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. Echter, na een nieuw besluit op 20 november 2017, waarin de aanvraag opnieuw werd afgewezen, heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 mei 2018 uitspraak gedaan. De rechtbank had de eerdere afwijzing vernietigd, maar de Afdeling oordeelt dat de argumenten in het hogerberoepschrift niet voldoende zijn om de eerdere uitspraak te vernietigen. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verwijst het beroep tegen het nieuwe besluit van 20 november 2017 naar de rechtbank Den Haag voor verdere behandeling. De Afdeling concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat de Afdeling zonder een uitgebreide zitting tot een beslissing is gekomen. De zaak betreft belangrijke aspecten van het vreemdelingenrecht en de rechtsbescherming van asielzoekers.

Uitspraak

201706478/1/V2.
Datum uitspraak: 17 mei 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 21 juli 2017 in zaak nr. NL16.4068 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 2 december 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 21 juli 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 20 november 2017 heeft de staatssecretaris opnieuw de aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
De vreemdeling heeft het tegen dat besluit gerichte beroepschrift aan de Afdeling ter behandeling gezonden.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.    Het besluit van 20 november 2017 wordt, gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, geacht eveneens onderwerp te zijn van dit geding. De Afdeling ziet in dit geval aanleiding om het beroep tegen dat nieuwe besluit met toepassing van artikel 6:19, vijfde lid, van de Awb ter behandeling en beslissing naar de rechtbank te verwijzen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    verwijst het beroep tegen het besluit van 20 november 2017, V-nummer [...], ter behandeling en beslissing naar de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.
w.g. Steendijk    w.g. Bossmann
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2018
314-853.