ECLI:NL:RVS:2018:163

Raad van State

Datum uitspraak
24 januari 2018
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
201600826/4/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplanwijziging en parkeerbehoefte Aviko in Steenderen

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 januari 2018 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan 'Steenderen; herziening bedrijfsterrein Aviko'. Dit volgde op een tussenuitspraak van 19 juli 2017, waarin de raad was opgedragen om gebreken in het besluit van 17 december 2015 te herstellen. De Afdeling oordeelde dat de raad onvoldoende had onderzocht of Aviko B.V. in zijn eigen parkeerbehoefte voorziet en of de ontwikkeling past binnen de ruimtelijke kaders van het parkeerbeleid van de gemeente Bronckhorst. Het besluit van de raad van 17 december 2015 werd vernietigd, terwijl het besluit van 26 oktober 2017, dat de gebreken zou herstellen, ongegrond werd verklaard. De appellanten, beiden wonend in Steenderen, stelden dat de raad onvoldoende rekening had gehouden met bestaande parkeerproblemen en de mogelijke uitbreiding van de productiecapaciteit van Aviko. De Afdeling concludeerde dat de raad de noodzakelijke parkeernormen had vastgelegd en dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein beschikbaar was. De proceskosten werden vergoed aan de appellanten.

Uitspraak

201600826/4/R1.
Datum uitspraak: 24 januari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Steenderen, gemeente Bronckhorst,
en
de raad van de gemeente Bronckhorst,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 19 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1939, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van die uitspraak met inachtneming van overweging 38 tot en met 38.4 de daar omschreven gebreken in het besluit van de raad van 17 december 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Steenderen; herziening bedrijfsterrein Aviko" te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 26 oktober 2017 het bestemmingsplan "Steenderen; herziening bedrijfsterrein Aviko" gewijzigd vastgesteld en in zijn geheel op www.ruimtelijkeplannen.nl geplaatst ter vervanging van het bij besluit van 17 december 2015 vastgestelde plan.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [appellant A] en [appellant B] een schriftelijke zienswijze over dit besluit naar voren gebracht.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), heeft de Afdeling bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft zij het onderzoek gesloten.
Op het beroep dat de Vereniging Uit-Zicht heeft ingesteld tegen het besluit van 26 oktober 2017, heeft de Afdeling heden afzonderlijk uitspraak gedaan onder nr. 201600826/6/R1.
Overwegingen
Het besluit van 17 december 2015
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat de raad de vraag of Aviko B.V. volledig in de eigen parkeerbehoefte voorziet en of de voorziene ontwikkeling past binnen de ruimtelijke kaders van het parkeerbeleid van de gemeente, niet afdoende heeft onderzocht. Gelet hierop is het besluit van de raad van 17 december 2015 in dit opzicht niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en derhalve in strijd met artikel 3:2 van de Awb vastgesteld. Het betoog slaagt.
2. Het beroep van [appellant A] en [appellant B] voor zover gericht tegen dit besluit is gegrond en het besluit dient te worden vernietigd.
Het besluit van 26 oktober 2017
3. Het besluit van 26 oktober 2017 strekt ertoe de paragrafen 5.4, 5.5. en 7.3 van de toelichting van het bestemmingsplan te wijzigen, het rapport "Onderzoek verkeer en parkeren" van bureau Arcadis van 12 september 2017 aan de plantoelichting toe te voegen en de artikelen 4, 6 en 17 van de planregels te wijzigen. Volgens de raad heeft hij aldus de gebreken hersteld die volgens de Afdeling kleven aan het besluit van 17 december 2015. Het besluit is gezien de strekking daarvan ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede onderwerp van het geding.
4. [ appellant A] en [appellant B] kunnen zich blijkens hun zienswijze niet met het besluit van 26 oktober 2017 verenigen. Volgens hen heeft de raad onvoldoende onder ogen gezien dat reeds in de bestaande situatie parkeerproblemen aanwezig zijn en dat die problemen door realisering van het plan zullen toenemen. Wat dat laatste betreft stellen [appellant A] en [appellant B] dat de bedrijfssituatie waarvan is uitgegaan in het rapport van Arcadis, op dit moment misschien wel representatief is waar het gaat om het parkeren van vrachtwagens, maar dat geen rekening is gehouden met mogelijke uitbreiding van de productiecapaciteit bij Aviko. Waar het de behoefte aan parkeergelegenheid voor personenauto's betreft, is onvoldoende rekening gehouden met een mogelijke uitbreiding van het personeelsbestand en is van een onjuiste berekening uitgegaan, aldus [appellant A] en [appellant B]. Zij betwijfelen of het terrein van het bedrijf voldoende mogelijkheden biedt om in de totale toekomstige parkeerbehoefte te voorzien.
5. In het rapport van Arcadis van 12 september 2017 is becijferd dat het bedrijf, rekening houdend met de in het plan voorziene ontwikkelingen, in totaal 242 vrachtwagenbewegingen per etmaal kent. Bij deze verkeersbewegingen wordt onderscheid gemaakt tussen de aanvoer van aardappelen, de aanvoer van hulpstoffen en verpakkingsmateriaal, de aanvoer van goederen voor het magazijn en de huishoudelijke dienst, het externe gebruik van de weegbrug, de afvoer van gereed product en de afvoer van reststoffen. Dit resulteert volgens het rapport in een behoefte van 84 parkeerplaatsen voor vrachtwagens. Het feitelijk beschikbare aantal parkeerplaatsen voor vrachtwagens bedraagt 93, aldus het rapport. Verder is rekening houdend met de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt door het plan en met het zeer arbeidsextensieve karakter van het werk bij Aviko, berekend dat een behoefte van 217 parkeerplaatsen voor personenauto's bestaat. Het feitelijk beschikbare aantal parkeerplaatsen voor personenauto's is 242, aldus het rapport. De conclusie van het rapport luidt derhalve dat voor beide types voertuigen ruim voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein voorhanden is. In het rapport van Arcadis is mede aandacht geschonken aan de bereikbaarheid van de parkeerterreinen en aan de verkeers- en parkeerproblematiek in de omgeving.
De raad heeft de volgens hem noodzakelijke parkeernormen vastgelegd in de artikelen 4, 6 en 17 van de planregels.
6. Naar het oordeel van de Afdeling kan in hetgeen [appellanten] aanvoeren geen grond worden gevonden om te twijfelen aan de juistheid van de uitgangspunten van het rapport. Onderzocht is wat de bestaande en toekomstige parkeerbehoefte is van het bedrijf en de naar hun aard verschillende onderdelen, gebruikmakend van ervaringsgegevens. Nader toegelicht is dat het bedrijf door vergaande automatisering zeer arbeidsextensief is. Daarmee is voldoende gemotiveerd waarom in dit geval is afgeweken van de algemene norm zoals opgenomen in het reguliere parkeerbeleid van de gemeente Bronckhorst. [appellanten] hebben de desbetreffende argumenten niet inhoudelijk bestreden. Mede gezien de inhoud van het rapport van Arcadis ziet de Afdeling voorts geen aanleiding voor de conclusie dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met problemen binnen de bestaande situatie en met de nieuwe mogelijkheden voor het bedrijf waarin het plan voorziet. Bij dat laatste wordt in aanmerking genomen dat de in de planregels opgenomen parkeernormen erin voorzien dat uitbreiding van de bruto vloeroppervlakte van kantoorruimten onderscheidenlijk productie- en opslagruimten tevens tot uitbreiding van de vereiste hoeveelheid parkeerplaatsen leidt. De uitbreiding mag niet worden gerealiseerd wanneer niet tevens in de daarbij behorende hoeveelheid parkeerplaatsen op eigen terrein wordt voorzien. De raad hoefde bij zijn besluitvorming geen rekening te houden met mogelijke ontwikkelingen op de langere termijn die niet zijn voorzien in het plan.
7. Gelet op het vorenstaande leidt hetgeen [appellanten] naar voren brengen niet tot de conclusie dat de raad het besluit van 26 oktober 2017 niet heeft mogen vaststellen zoals hij heeft gedaan. Hun beroep voor zover gericht tegen dit besluit is derhalve ongegrond.
Proceskosten
8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep voor zover gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Bronckhorst van 17 december 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Steenderen; herziening bedrijfsterrein Aviko" gegrond;
II. vernietigt het onder I bedoelde besluit;
III. verklaart het beroep voor zover gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Bronckhorst van 26 oktober 2017 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Steenderen; herziening bedrijfsterrein Aviko" ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Bronckhorst tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van in totaal € 1.301,72 (zegge: dertienhonderdéén euro en tweeënzeventig cent), waarvan € 1.252,50 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
V. gelast dat de raad van de gemeente Bronckhorst aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. F.D. van Heijningen en mr. B.J. Schueler, leden, in tegenwoordigheid van E.C. Koziolek-Stoof LLM, griffier.
w.g. Uylenburg
voorzitter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2018
749.