201706971/2/R3.
Datum uitspraak: 16 mei 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], gevestigd te Hazerswoude-Dorp, gemeente Alphen aan den Rijn, en anderen,
verzoekers,
en
1. de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn,
2. het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juni 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Hoogvliet Hazerswoude-Rijndijk - Woningen Rijndijk" vastgesteld. Bij besluit van 12 juli 2017 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een supermarkt en het maken van een uitweg op het perceel plaatselijk bekend als Willem Kloosstraat naast nummer 64 te Hazerswoude-Rijndijk.
Tegen deze besluiten hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 april 2018, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. H. Koolen, advocaat te Amsterdam, en verweerders, vertegenwoordigd door ing. H.J. Lubek en I. Portman, bijgestaan door mr. R. Janssen, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Hoogvliet Beheer B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. M. Klijnstra, advocaat te Amsterdam, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de verplaatsing van een Hoogvliet supermarkt van twee locaties op de Rijndijk naar de Willem Kloosstraat in Hazerswoude-Rijndijk. De omgevingsvergunning maakt de bouw van de supermarkt mogelijk. Deze besluiten zijn met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt.
3. [verzoeker] en anderen zijn onder meer de exploitanten van supermarkten van Albert Heijn in Koudekerk aan den Rijn en Hazerswoude-Dorp. Zij komen op voor hun concurrentiebelangen en vrezen dat de bestreden besluiten leegstand tot gevolg zullen hebben in met name Koudekerk aan den Rijn.
4. [verzoeker] en anderen hebben op 30 maart 2018 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend, omdat volgens hen onomkeerbare gevolgen kunnen ontstaan als de bouw van de supermarkt niet wordt stilgelegd en de supermarkt in gebruik wordt genomen.
5. De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Ter zitting is vastgesteld dat de bouw van de supermarkt eind 2017 is gestart. De staalconstructie is gereed en op het moment van de zitting eind april 2018 werden de buitenmuren opgemetseld. Hoogvliet verwacht dat de bouw eind mei 2018 zal zijn afgerond. Daarna zal worden gestart met de inrichting van het gebouw als supermarkt. De opening van de supermarkt staat gepland op 12 juli 2018. Onder deze omstandigheden is weliswaar sprake van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter ziet in de genoemde omstandigheden na een belangenafweging wel aanleiding om het verzoek af te wijzen. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter dat [verzoeker] en anderen lang hebben gewacht met het indienen van het voorliggende verzoek, terwijl zij wisten, althans redelijkerwijs konden weten omdat een aantal van de verzoekers in de directe omgeving van de Willem Kloosstraat gevestigd is, dat de bouw al enige tijd in volle gang was. Het gebouw is bijna gereed, zodat de door [verzoeker] en anderen gevreesde gevolgen vanwege de bouw zich al hebben voorgedaan. De supermarkt kan voorts weer worden gesloten, mocht in de bodemprocedure blijken dat de bestreden besluiten niet in stand kunnen blijven, zodat de geplande opening van de supermarkt op 12 juli 2018 geen onomkeerbare gevolgen met zich brengt. Op dit moment prevaleert daarom naar het oordeel van de voorzieningenrechter het belang van Hoogvliet bij het kunnen afbouwen en inrichten van de supermarkt en bij de opening ervan, boven het belang van [verzoeker] en anderen bij schorsing van de besluiten.
6. Hetgeen [verzoeker] en anderen voor het overige aan hun verzoek ten grondslag hebben gelegd behoeft nu geen bespreking en zal zo nodig aan de orde komen in de bodemprocedure.
7. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.J.M.A. Poppelaars, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Poppelaars
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2018
780.