201705467/5/A3, 201704664/5/A3 en 201706766/5/A3.
Datum beslissing: 4 mei 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Procesverloop
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 mei 2018, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, mr. G. van der Wiel en mr. N. Verheij. Zij zijn voorzitter onderscheidenlijk leden van de wrakingskamer van de Afdeling (hierna: de tweede wrakingskamer) die is belast met de behandeling van door [verzoeker] ingediende verzoeken om wraking.
Overwegingen
1. Artikel 8:15 van de Awb luidt: 'Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.'
2. De tweede wrakingskamer is belast met de behandeling van het door [verzoeker] op 22 april 2018 ingediende verzoek om wraking van mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, mr. S.F.M. Wortmann en mr. A.B.M. Hent, die als voorzitter onderscheidenlijk leden van de wrakingskamer van de Afdeling een eerder door [verzoeker] ingediend verzoek om wraking van mr. C.J. Borman hebben afgewezen bij beslissing van 13 april 2018 in zaken nrs. 201705467/2/A3, 201704664/2/A3 en 201706766/2/A3. Ook is de tweede wrakingskamer belast met de behandeling van het door [verzoeker] op 22 april 2018 ingediende verzoek om wraking van mr. C.J. Borman, mr. B.P. Vermeulen en mr. F.D. van Heijningen, als voorzitter onderscheidenlijk leden van de meervoudige kamer belast met de behandeling van de zaken met nrs. 201705467/1/A3, 201704664/1/A3 en 201706766/1/A3.
3. Het verzoek van 3 mei 2018 om wraking van de tweede wrakingskamer, waarin onder meer wordt verwezen naar de gronden van de wrakingsverzoeken van 22 april 2018, komt er in de kern op neer dat [verzoeker] het niet eens is met de wijze van de behandeling van wrakingsverzoeken door de Afdeling, die volgens hem in strijd is met de Awb en fundamentele rechtsbeginselen.
3.1. De wijze van behandeling van wrakingsverzoeken heeft regeling gevonden in de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013 (hierna: de Wrakingsregeling). Het verzoek om wraking van de tweede wrakingskamer betreft naar zijn strekking het gebrek aan vertrouwen in een onpartijdige behandeling van wrakingsverzoeken door de Afdeling en in de wijze waarop de behandeling van wrakingsverzoeken is geregeld in de Wrakingsregeling. Daarmee is het verzoek naar zijn strekking gericht tegen alle leden van de Afdeling. Het verzoek om wraking van de tweede wrakingskamer kan daarom niet worden aangemerkt als een verzoek om wraking in de zin van artikel 8:15 van de Awb. Het verzoek heeft immers niet specifiek betrekking op een of meer leden van de tweede wrakingskamer. Gelet hierop wordt het voorliggende wrakingsverzoek zonder een zitting te houden buiten behandeling gelaten.
4. De Afdeling is van oordeel dat [verzoeker] de bevoegdheid wrakingsverzoeken in te dienen oneigenlijk gebruikt. Daarom bestaat aanleiding met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb te bepalen dat een volgend verzoek van [verzoeker] om wraking van de voorzitter of leden van een wrakingskamer in deze zaken niet in behandeling zal worden genomen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
laat het verzoek buiten behandeling.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.V.T.K. Oei, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Oei
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2018
670.