ECLI:NL:RVS:2018:1601

Raad van State

Datum uitspraak
4 mei 2018
Publicatiedatum
9 mei 2018
Zaaknummer
201705467/3/A3, 201704664/3/A3 en 201706766/3/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van staatsraden in bestuursrechtelijke procedures

Op 22 april 2018 heeft [verzoeker] een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. C.J. Borman, mr. B.P. Vermeulen en mr. F.D. van Heijningen, die als respectievelijk voorzitter en leden van de meervoudige kamer betrokken waren bij de behandeling van de zaken met nummers 201705467/1/A3, 201704664/1/A3 en 201706766/1/A3. Het wrakingsverzoek werd behandeld op 4 mei 2018, waarbij [verzoeker] niet aanwezig was en de staatsraden geen gebruik maakten van hun recht om gehoord te worden. De Afdeling Bestuursrechtspraak heeft het verzoek om wraking afgewezen, omdat [verzoeker] geen overtuigende feiten of omstandigheden had aangedragen die de schijn van partijdigheid zouden kunnen onderbouwen. De Afdeling oordeelde dat de staatsraden zich correct hadden gedragen volgens de geldende procedures en dat er geen aanwijzingen waren dat de werkwijze niet was gevolgd. Bovendien werd vastgesteld dat [verzoeker] de bevoegdheid om wrakingsverzoeken in te dienen oneigenlijk gebruikte, wat leidde tot de beslissing dat toekomstige wrakingsverzoeken van hem in deze zaken niet in behandeling zouden worden genomen.

Uitspraak

201705467/3/A3, 201704664/3/A3 en 201706766/3/A3.
Datum beslissing: 4 mei 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.
Procesverloop
Bij brief, ingekomen bij de Raad van State op 22 april 2018, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van mr. C.J. Borman, mr. B.P. Vermeulen en mr. F.D. van Heijningen (hierna: de staatsraden), als voorzitter onderscheidenlijk leden van de meervoudige kamer belast met de behandeling van zaken nrs. 201705467/1/A3, 201704664/1/A3 en 201706766/1/A3.
De staatsraden hebben niet in de wraking berust.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op 4 mei 2018 ter openbare zitting behandeld, waar [verzoeker] niet is verschenen. De staatsraden hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Beslissing
Bij mondelinge beslissing van 4 mei 2018 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Awb afgewezen. Daartoe heeft zij het volgende overwogen.
Overweging
1.    Artikel 8:15 van de Awb luidt: 'Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.'
2.    Aan het verzoek om wraking van de staatsraden heeft [verzoeker], zakelijk weergegeven, ten grondslag gelegd dat zij geacht moeten worden kennis te hebben genomen van fundamentele schendingen van zijn rechten door de voorzitter en leden van de wrakingskamer die een eerder wrakingsverzoek van hem heeft behandeld. Zo is hij niet uitgenodigd voor de zitting van die wrakingskamer op 13 april 2018. Staatsraad Borman heeft voorts de indruk gewekt contact te hebben gehad met de wrakingskamer buiten de aanwezigheid van [verzoeker]. De staatsraden hebben er blijk van gegeven totaal onverschillig te zijn voor zijn rechten en belangen. Gelet hierop hebben de staatsraden de schijn van partijdigheid gewekt.
2.1.    Volgens artikel 2, tweede lid, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013 hebben leden wier wraking is verzocht, in de wrakingskamer geen zitting. Uit de toelichting bij artikel 4, tweede lid, van deze regeling kunnen de datum en het tijdstip waarop het wrakingsverzoek wordt behandeld in geval partijen in de bodemprocedure zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, worden afgeleid. De vaste werkwijze van de Afdeling is dat leden wier wraking is verzocht uitsluitend aan de griffier van de wrakingskamer zonder tussenkomst van de voorzitter of de leden van de wrakingskamer te kennen geven of zij in de wraking berusten en of zij gebruik willen maken van de gelegenheid te worden gehoord. Zij hebben geen enkele bemoeienis met de behandeling van het wrakingsverzoek. Er zijn geen aanknopingspunten die erop duiden dat deze werkwijze in dit geval niet is gevolgd. [verzoeker] heeft geen andere feiten of omstandigheden met betrekking tot de staatsraden aangevoerd, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2.    Het verzoek om wraking van de staatsraden moet daarom worden afgewezen.
3.    De Afdeling is, mede gelet op het hiervoor overwogene, van oordeel dat [verzoeker] de bevoegdheid wrakingsverzoeken in te dienen oneigenlijk gebruikt. Daarom bestaat aanleiding met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb te bepalen dat een volgend verzoek van [verzoeker] om wraking van de staatsraden in deze zaken niet in behandeling zal worden genomen.
Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.V.T.K. Oei, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Oei
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2018
670.