ECLI:NL:RVS:2018:1577

Raad van State

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
9 mei 2018
Zaaknummer
201703797/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.M.H. Hoogvliet
  • J.A.A. van Roessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en niet-ontvankelijkheid van beroep tegen collegebesluit

In deze zaak gaat het om een beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarbij bestuursdwang is toegepast wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen. Het college had op 7 februari 2017 besloten om op 2 februari 2017 spoedeisende bestuursdwang toe te passen en daarbij een deel van de kosten (€ 126,00) voor rekening van [appellant] gesteld. Na het indienen van bezwaar door [appellant] heeft het college op 10 april 2017 dit bezwaar ongegrond verklaard, waarna [appellant] beroep heeft ingesteld.

Tijdens de zitting op 9 april 2018 heeft het college echter aangegeven de besluiten van 7 februari 2017 en 10 april 2017 in te trekken. Dit leidde ertoe dat het college op 10 april 2018 beide besluiten formeel heeft ingetrokken, waardoor [appellant] niet langer de kosten voor het opruimen van de afvalstoffen hoeft te betalen. Tevens heeft het college toegezegd het griffierecht dat [appellant] had betaald voor de behandeling van het beroep te vergoeden.

Aangezien het college de besluiten heeft ingetrokken, heeft [appellant] geen belang meer bij een oordeel over het beroep tegen het besluit van 10 april 2017. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft daarom het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard. Er zijn geen proceskosten voor vergoeding vastgesteld, en de uitspraak is openbaar gedaan op 9 mei 2018.

Uitspraak

201703797/1/A1.
Datum uitspraak: 9 mei 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 februari 2017 heeft het college zijn beslissing om op 2 februari 2017 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat een gedeelte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 126,00) voor rekening van [appellant] komt.
Bij besluit van 10 april 2017 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 april 2018, waar het college, vertegenwoordigd door mr. F. Naghi-Zadeh, is verschenen.
Overwegingen
1.    Ter zitting heeft het college te kennen gegeven de besluiten van 7 februari 2017 en 10 april 2017 in te trekken. Bij besluit van 10 april 2018 heeft het college beide besluiten ingetrokken. Dit betekent dat [appellant] de kosten voor het opruimen van de doos niet hoeft te betalen. Het college heeft ook toegezegd het door [appellant] voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht te vergoeden.
2.    Gelet hierop heeft [appellant] geen belang meer bij een oordeel over het door hem tegen het besluit van 10 april 2017 ingestelde beroep.
3.    Het beroep van [appellant] is niet-ontvankelijk.
4.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, griffier.
w.g. Hoogvliet    w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2018
457-855.