ECLI:NL:RVS:2018:142

Raad van State

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
201702091/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • B.P. Vermeulen
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bestuursdwang en sluiting van woning wegens hennepplantage

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen een besluit van de burgemeester van Haarlem, waarbij hen onder aanzegging van bestuursdwang is gelast hun woning te sluiten voor de duur van zes maanden. Dit besluit volgde op de ontdekking van een hennepknipperij in hun woning, waar politieagenten op 3 november 2015 een grote hoeveelheid natte hennep aantroffen. De burgemeester baseerde zijn besluit op de Beleidsregel Handhaving Opiumwet Woningen, die bepaalt dat bij het aantreffen van meer dan 5000 gram hennep in een woning, sluiting voor zes maanden gerechtvaardigd is. De rechtbank Noord-Holland had eerder het beroep van appellanten ongegrond verklaard, wat hen noopte tot hoger beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 14 november 2017 behandeld. Appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat er 27,2 kilogram natte hennep in hun woning was aangetroffen. Ze stellen dat de burgemeester niet redelijk heeft gehandeld door geen onderscheid te maken tussen natte en droge hennep in de Beleidsregel. Ook voeren zij aan dat er bijzondere omstandigheden zijn, zoals de zorg voor hun minderjarige dochter en financiële problemen, die de sluiting onevenredig maken.

De Afdeling oordeelt dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de aangetroffen hoeveelheid hennep de grens van 5000 gram overschrijdt, ook na toepassing van de ervaringsregel voor natte naar droge hennep. De door appellanten aangevoerde omstandigheden zijn niet voldoende onderbouwd om als bijzondere omstandigheden te worden aangemerkt. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

201702091/1/A3.
Datum uitspraak: 17 januari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te Haarlem,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 14 februari 2017 in zaak nr. 16/3914 in het geding tussen:
[appellanten]
en
de burgemeester van Haarlem.
Procesverloop
Bij besluit van 21 januari 2016 heeft de burgemeester [appellanten] onder aanzegging van bestuursdwang gelast de woning aan de [locatie] te Haarlem te sluiten voor de duur van zes maanden.
Bij besluit van 19 juli 2016 heeft de burgemeester het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 februari 2017 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
[appellanten] hebben een zienswijze ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 november 2017, waar [appellanten], bijgestaan door mr. M. Stam, advocaat te Haarlem, en de burgemeester, vertegenwoordigd door drs. J.A.M. Lubbers en E.S. de Jong, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Op 3 november 2015 hebben politieagenten, naar aanleiding van meldingen van hennepgeur, de woning aan de [locatie] te Haarlem bezocht. Zij hebben toen geconstateerd dat op de zolder van de woning een hennepknipperij in werking was. Daarbij hebben de politieagenten zes zakken natte hennep met een totaalgewicht van 27,2 kilogram aangetroffen. In de Beleidsregel Handhaving Opiumwet Woningen (hierna: de Beleidsregel) is bepaald dat in een geval waarbij meer dan 5000 gram hennep in een woning wordt aangetroffen, van een ernstig geval wordt gesproken en een sluiting van de woning voor de duur van zes maanden aangewezen is. De burgemeester heeft met toepassing van deze bepaling gelast om de woning zes maanden te sluiten.
Aangevallen uitspraak
2.    De rechtbank heeft overwogen dat landelijk een ervaringsregel wordt gehanteerd bij het omrekenen van het gewicht van natte naar droge hennep, die inhoudt dat na droging ongeveer 20% van het gewicht van natte hennep resteert. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om niet van deze ervaringsregel uit te gaan. Uitgaande van 27,2 kilogram natte henneptoppen, kan volgens de rechtbank in deze zaak een gewicht van 5,4 kilogram aan hennep in droge vorm worden aangenomen. Daarbij heeft de rechtbank nog van belang geacht dat ten tijde van het aantreffen van de hennep het drogingsproces reeds was ingezet. Het onderscheid tussen natte en droge hennep is volgens de rechtbank in deze zaak daarom niet van belang. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester gelet op de Beleidsregel gebruik mocht maken van zijn bevoegdheid zoals neergelegd in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. In de omstandigheid dat de officier van justitie bij het formuleren van de strafeis in de strafzaak is uitgegaan van de richtlijn voor 500 tot 2500 gram softdrugs en de politierechter bewezen heeft verklaard dat 3 kilogram hennep in de woning aanwezig was, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om anders te oordelen. Volgens de rechtbank zijn de door [appellanten] gestelde omstandigheden dat zij door het besluit in financiële problemen zullen geraken, dat zij een inwonende dochter van 15 jaar hebben en dat [appellant B] problemen heeft met zijn gezondheid, geen bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat [appellanten] hun stellingen op geen enkele wijze hebben onderbouwd.
Hoger beroep [appellanten]
3.    [appellanten] betogen dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat 27,2 kilogram natte hennep in de woning is aangetroffen. Daartoe voeren zij aan dat aan de hand van de door hen overgelegde foto’s kan worden vastgesteld dat de aangetroffen hennep nooit zoveel gewogen kan hebben. De officier van justitie is in de tegen hen opgestarte strafprocedure bij het formuleren van zijn strafeis uitgegaan van de richtlijn voor 500 tot 2500 gram softdrugs. De politierechter heeft in zijn vonnissen van 28 januari 2016 bovendien geoordeeld dat slechts bewezen kan worden dat zij 3 kilogram hennep aanwezig hadden. Een secretaris van de rechtbank heeft in een e-mailbericht van 27 maart 2017 toegelicht dat de politierechter voor het bewijs van deze hoeveelheid acht heeft geslagen op hun verklaringen, het proces-verbaal van bevindingen waarin staat dat de henneptoppen gedeeltelijk nog aan de steel zaten en op het aanvullend proces-verbaal van bevindingen waarin staat dat bij het bepalen van het gewicht van de henneptoppen ook het verpakkingsmateriaal is meegewogen. [appellanten] hebben een afschrift van dit e-mailbericht overgelegd.
3.1.    Verder betogen [appellanten] dat de Beleidsregel niet redelijk is, aangezien daarin geen onderscheid wordt gemaakt tussen natte en droge hennep. Door geen onderscheid te maken, ontstaat onzekerheid over de toepassing van de Beleidsregel op het moment dat - zoals in het onderhavige geval - natte hennep wordt aangetroffen. De Beleidsregel moet volgens hen daarom worden aangepast.
3.2.    Volgens [appellanten] zijn er in dit geval bijzondere omstandigheden, die maken dat toepassing van de Beleidsregel onevenredig is. Zij wijzen erop dat zij de zorg hebben voor hun minderjarige dochter van 15 jaar en dat zij onvoldoende inkomsten hebben om de huur van de woning aan de [locatie] en de huur voor een tijdelijk onderkomen te betalen. Daarnaast wijzen zij erop dat [appellant B] in een slechte gezondheid verkeert. [appellanten] merken voorts nog op dat zij uit wanhoop tot het knippen van hennep zijn overgegaan, nadat de bus van hun eigen onderneming te water was geraakt en de daarbij ontstane schade slechts gedeeltelijk werd vergoed.
Voorwaardelijk incidenteel hoger beroep burgemeester
4.    De burgemeester heeft incidenteel hoger beroep ingesteld op de voorwaarde dat het hoger beroep van [appellanten] gegrond is. Hij voert aan dat de rechtbank heeft miskend dat hij zijn besluit van 19 juli 2016 heeft gebaseerd op de feitelijke vaststelling van het gewicht van de aangetroffen hoeveelheid hennep. Dat dit het gewicht is aan natte hennep en niet het gewicht dat deze hennep in droge vorm zou kunnen bedragen, is voor de toepassing van het geldende beleid niet van belang.
Oordeel van de Afdeling over het hoger beroep
5.    De burgemeester heeft een door een operationeel specialist van de politie Noord-Holland opgestelde bestuurlijke rapportage van de politie Noord-Holland van 5 januari 2016 aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd. Hierin staan de bevindingen van het bezoek dat de politie op 3 november 2015 aan de woning heeft gebracht. Gerapporteerd is dat in de ruimte een grote hoeveelheid hennep lag en dat langs de kant droogrekken stonden met daarop henneptoppen die gedeeltelijk nog aan de steel zaten. Uit de Kennisneming van inbeslagname van 4 november 2015 volgt dat zes zakken met een gewicht van 27,2 kilogram aan henneptoppen in beslag zijn genomen. In een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 12 januari 2016 heeft de verbalisant verklaard dat hij de aangetroffen henneptoppen in beslag heeft genomen, heeft verpakt in plastic zakken en heeft vervoerd naar het politiebureau, waar hij de henneptoppen heeft gewogen op een geijkte weegschaal. Daarbij heeft hij verklaard dat het om zes zakken met natte henneptoppen ging, die inclusief plastic verpakking een totaalgewicht van 27,2 kilogram hadden.
5.1.     Bij onderscheiden vonnissen van 28 januari 2016 zijn [appellanten] veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren wegens het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, genoemd verbod van de Opiumwet, waarbij als bewezen hoeveelheid 3 kilogram is vermeld. Deze vonnissen zijn niet gemotiveerd. In een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 10 maart 2016 is vermeld dat de verbalisant de aangetroffen henneptoppen heeft gewogen en dat het totale gewicht daarvan 27,2 kilogram betrof. De resten en het afval zijn volgens hem niet meegewogen. De Afdeling is van oordeel dat de burgemeester er gelet op dit proces-verbaal van uit mocht gaan dat het gewicht van de aangetroffen natte hennep 27,2 kilogram, inclusief plastic verpakking, betrof. De Afdeling volgt [appellanten] niet in hun standpunt dat dit gewicht gelet op de beschikbare foto’s niet juist kan zijn. De foto’s geven immers geen uitsluitsel over het aangetroffen gewicht aan hennep. Ook geeft de omstandigheid dat de henneptoppen gedeeltelijk nog aan de steeltjes zaten, de Afdeling geen aanleiding om anders te oordelen. De steel van de hennepplant moet immers ook tot hennep in de zin van de Opiumwet worden gerekend, nu hennep in lijst II van de Opiumwet wordt omschreven als: "elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep) waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden."
5.2.    In de Beleidsregel is bepaald dat een woning alleen wordt gesloten in ernstige gevallen en dat in minder ernstige gevallen met een waarschuwing wordt volstaan. Van een ernstig geval is volgens de Beleidsregel sprake indien in een woning meer dan 5000 gram softdrugs wordt aangetroffen. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de Beleidsregel op dit punt onredelijk is. De aangetroffen hennep overschrijdt de grens van 5000 gram in natte vorm en overschrijdt deze ook als de ervaringsregel wordt toegepast dat na droging ongeveer 20% van het gewicht van de natte hennep resteert. Met toepassing van de ervaringsregel op de 27,2 kilogram aangetroffen natte hennep moet worden aangenomen dat de hennep in droge vorm 5,4 kilogram bedraagt. De omstandigheid dat het verpakkingsmateriaal is meegewogen, geeft de Afdeling geen aanleiding om aan de conclusie dat de in de Beleidsregel genoemde grens is overschreden, te twijfelen. Dit verpakkingsmateriaal bestond uit zes plastic zakken, die tezamen niet zo zwaar kunnen zijn geweest dat zij in dit verband van doorslaggevende betekenis zijn.
5.3.    Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen dat in de Beleidsregel is bepaald dat bij het aantreffen van softdrugs een sluitingstermijn van zes maanden wordt gehanteerd, is de last tot sluiting van de woning van [appellanten] in overeenstemming met de Beleidsregel. Dit betekent echter niet zonder meer dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting heeft kunnen besluiten. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2840, dient de burgemeester alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig de Beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de Beleidsregel te dienen doelen.
In de woning aan de [locatie] is een hoeveelheid softdrugs aangetroffen die veel groter is dan wat als maximale hoeveelheid voor eigen gebruik wordt aangemerkt. De door [appellanten] genoemde aanleiding voor het starten van een hennepknipperij kan naar het oordeel van de Afdeling niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid. Gedurende de sluiting kunnen [appellanten] samen met hun dochter, die ten tijde van het nemen van het besluit van 22 juli 2016 15 jaar oud was, andere woonruimte betrekken. De stelling dat zij geen geld hebben om vervangende woonruimte te betalen, hebben zij niet met concrete gegevens onderbouwd. Ook de stelling dat de gezondheidsproblemen van [appellanten] aan sluiting in de weg staan, hebben zij niet onderbouwd. Deze omstandigheden kunnen reeds hierom niet als bijzondere omstandigheden worden aangemerkt. De Afdeling is dan ook van oordeel dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd, onvoldoende is om de last tot sluiting onevenredig te achten.
5.4.    Gelet op het vorenstaande is de rechtbank terecht tot het oordeel gekomen dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de woning aan de [locatie] voor zes maanden te sluiten. Het hoger beroep van [appellanten] is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Oordeel van de Afdeling over het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep
6.    Nu de Afdeling heeft geoordeeld dat het door [appellanten] ingestelde hoger beroep ongegrond is, is de voorwaarde waaronder de burgemeester incidenteel hoger beroep heeft ingesteld niet vervuld en is het incidenteel hoger beroep komen te vervallen.
Proceskosten
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Binnema, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen    w.g. Binnema
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2018
589.