ECLI:NL:RVS:2018:1378

Raad van State

Datum uitspraak
25 april 2018
Publicatiedatum
25 april 2018
Zaaknummer
201609546/3/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.C. Kranenburg
  • E. Helder
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Soesterberg-Noord en geluidshinder voor bedrijven

Op 25 april 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een geschil over het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan-plus met verbrede reikwijdte Soesterberg-Noord". Dit bestemmingsplan, dat op 27 oktober 2016 door de raad van de gemeente Soest was vastgesteld, maakt de bouw van nieuwe woningen mogelijk op het bedrijventerrein Soesterberg-Noord. De appellanten, waaronder SITA Papier en Kunststof Recycling B.V. en Elma B.V., hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat de geluidshinder door de nieuwe woningen hun bedrijfsvoering onterecht zou beperken. De Afdeling heeft in een eerdere tussenuitspraak van 28 juni 2017 de raad opgedragen om gebreken in het besluit te herstellen. De raad heeft vervolgens op 30 november 2017 een gewijzigd besluit genomen, maar dit voldeed niet volledig aan de eisen die in de tussenuitspraak waren gesteld. De Afdeling heeft vastgesteld dat de beroepen van de appellanten gegrond zijn en heeft het besluit van 27 oktober 2016 vernietigd. Ook het besluit van 30 november 2017 is vernietigd voor zover het de vaststelling van artikel 3, lid 3.4, onder c, van de planregels betreft. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen vier weken de nodige aanpassingen in het bestemmingsplan door te voeren, zodat de belangen van de bedrijven beter worden gewaarborgd. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige belangenafweging bij de vaststelling van bestemmingsplannen, vooral wanneer deze invloed hebben op de bedrijfsvoering van bestaande ondernemingen.

Uitspraak

201609546/3/R6.
Datum uitspraak: 25 april 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    SITA Papier en Kunststof Recycling B.V., gevestigd te Arnhem,
2.    [appellant sub 2], gevestigd te Soest,
3.    Elma B.V., Elma Projects B.V., beide gevestigd te De Bilt, en [appellant sub 3B], gevestigd te Soest (hierna tezamen en in enkelvoud: Elma),
4.    [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 4]), beide gevestigd te Soesterberg, gemeente Soest,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Soest,
verweerder.
Procesverloop
Bij uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1709, (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 27 oktober 2016 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij beschikking van 26 september 2017, nr. 201609546/4/R6, heeft de Afdeling de termijn voor het herstellen van de gebreken in het besluit van 27 oktober 2016 verlengd tot 6 december 2017.
Bij besluit van 30 november 2017 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan-plus met verbrede reikwijdte Soesterberg-Noord" opnieuw, gewijzigd, vastgesteld.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld. SITA, [appellant sub 2] en Elma hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
Elma en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1.    Bij het besluit van 27 oktober 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan-plus met verbrede reikwijdte Soesterberg-Noord" vastgesteld. Het plan maakt de bouw van nieuwe woningen mogelijk op het huidige bedrijventerrein Soesterberg-Noord. Het plan bevat ook beperkingen voor de bedrijven op het bedrijventerrein vanwege de milieubelasting op de nieuwe woningen. Daarnaast bestaan plannen voor woningbouw op de voormalige vliegbasis Soesterberg, die ten noorden van het plangebied ligt. In verband daarmee heeft de raad in het plan regels gesteld die de geluidruimte van een aantal bedrijven op het bedrijventerrein Soesterberg-Noord beperken.
De beroepen tegen het besluit van 27 oktober 2016
2.    Gelet op wat in de tussenuitspraak is overwogen, is het besluit van 27 oktober 2016 in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De beroepen van SITA, [appellant sub 2], Elma en [appellant sub 4] tegen dit besluit zijn gegrond. Het besluit van 27 oktober 2016 dient te worden vernietigd.
Het besluit van 30 november 2017
3.    De Afdeling heeft de raad opgedragen om de in de tussenuitspraak onder 41 genoemde gebreken in het besluit van 27 oktober 2016 te herstellen met inachtneming van hetgeen daarover in de tussenuitspraak is overwogen. Om aan de opdracht uit de tussenuitspraak te voldoen heeft de raad bij het besluit van 30 november 2017 het plan opnieuw, gewijzigd vastgesteld.
4.    In artikel 6:19, eerste lid, van de Awb is het volgende bepaald:
"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."
5.    De Afdeling stelt vast dat met het besluit van 30 november 2017 niet geheel tegemoet is gekomen aan de beroepen van SITA, [appellant sub 2], Elma en [appellant sub 4] tegen het besluit van 27 oktober 2016. Gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb moeten de beroepen daarom worden geacht mede te zijn gericht tegen het besluit 30 november 2017.
6.    SITA en [appellant sub 2] hebben in hun zienswijzen laten weten dat zij instemmen met het besluit van 30 november 2017. De van rechtswege ontstane beroepen van SITA en [appellant sub 2] tegen dit besluit moeten daarom worden geacht te zijn ingetrokken.
7.    [appellant sub 4] heeft naar aanleiding van het besluit van 30 november 2017 geen zienswijze naar voren gebracht. Dit betekent dat [appellant sub 4] geen beroepsgronden over dat besluit heeft aangevoerd. Het van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 4] tegen het besluit van 30 november 2017 is daarom ongegrond.
Het beroep van Elma tegen het besluit van 30 november 2017
Tussenuitspraak
8.    Elma heeft in haar beroep tegen het besluit van 27 oktober 2016 aangevoerd dat de raad haar onbenutte geluidruimte, en daarmee haar uitbreidingsmogelijkheden, ten onrechte heeft ingeperkt ten gunste van woningbouw op de voormalige vliegbasis Soesterberg.
9.    De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 17.5 vastgesteld dat de geluidnorm uit artikel 3, lid 3.4, onder c, van de planregels in de weg staat aan de door Elma gewenste intensivering van de buitenactiviteiten op haar bedrijfsterrein. De beperkingen vanwege de bouw van nieuwe woningen die in het bestemmingsplan "Vliegbasis Soesterberg" bij recht mogelijk zijn gemaakt, zijn niet onevenredig. De extra beperkingen vanwege woningbouw waarvoor dat bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid bevat, zijn echter wel onevenredig bezwarend voor Elma. De Afdeling heeft daarover in de tussenuitspraak in de eerste plaats overwogen dat de raad de mogelijkheden van een gedeeltelijke uitvoering van de uitbreidingsvoornemens van Elma buiten beschouwing heeft gelaten. Daarnaast heeft de raad niet in zijn belangenafweging betrokken dat Elma nog geruime tijd op de huidige locatie gevestigd zal zijn, omdat verplaatsing van het bedrijf voorlopig niet mogelijk is.
De Afdeling heeft de raad in de tussenuitspraak onder 41, onderdeel b, opgedragen om met inachtneming van overweging 17.5 van de tussenuitspraak alsnog een passende regeling voor de geluidruimte van Elma in de planregels op te nemen dan wel alsnog in een andere passende oplossing voor Elma te voorzien, zoals verplaatsing naar een andere locatie. Bij het opnemen van een passende regeling in de planregels moet de raad volgens de tussenuitspraak rekening houden met de uitbreidingsplannen die in het rapport van LBP Sight van 28 juni 2016 zijn beschreven, voor zover die uitbreidingsplannen niet al worden beperkt door de nieuwe woningen die het bestemmingsplan "Vliegbasis Soesterberg" op de gronden met de bestemming "Woongebied" bij recht mogelijk maakt.
Herstelbesluit
10.    Om aan de opdracht uit de tussenuitspraak onder 41, onderdeel b, te voldoen heeft de raad bij het besluit van 30 november 2017 onder meer artikel 3, lid 3.1 en lid 3.4, van de planregels gewijzigd. Artikel 3 van de planregels is van toepassing op de gronden met de bestemming "Bedrijventerrein", waaronder het bedrijfsterrein van Elma. De tekst van de gewijzigde bepalingen is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Zienswijze over het herstelbesluit
11.    Elma is het niet eens met de wijzigingen die de raad in artikel 3, lid 3.1 en lid 3.4, onder c, van de planregels heeft aangebracht. Volgens haar wijken deze wijzigingen af van het concept dat de raad haar in september 2017 heeft toegestuurd.
In de eerste plaats stelt Elma dat de nummering in lid 3.1 ten onrechte begint met onderdeel k. De in onderdeel l opgenomen verwijzing naar onderdeel a is daardoor ook onjuist. Daarnaast is de vastgestelde tekst van lid 3.4, onder c, volgens Elma onvolledig. Volgens haar had deze tekst als volgt moeten luiden: "het gestelde onder b. geldt niet voor het gebruik als bedoeld in artikel 3.1 onder b ‘Specifieke vorm van bedrijventerrein - elektromotoren- en generatorfabriek (sbt-egf)’".
12.    Het betoog over de nummering van artikel 3, lid 3.1, van de planregels mist feitelijke grondslag. De Nota van Overwegingen bij het besluit van 30 november 2017 bevat een onjuiste nummering die begint met onderdeel k. In het plan dat op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl, is gepubliceerd begint de nummering van lid 3.1 echter met onderdeel a.
13.    De Afdeling heeft de raad bij brief van 6 februari 2018 gevraagd of hij kan instemmen met de door Elma voorgestelde wijziging van de tekst van artikel 3, lid 3.4, onder c, van de planregels. De raad heeft de Afdeling bij brief van 13 maart 2018 laten weten dat het plan op dit punt anders is vastgesteld dan hij heeft beoogd en dat hij kan instemmen met de tekst die Elma heeft voorgesteld.
14.    Gelet op het voorgaande is het besluit van 30 november 2017 op dit punt niet met de vereiste zorgvuldigheid vastgesteld. Het besluit is in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het besluit van 30 november 2017 dient te worden vernietigd, voor zover het de vaststelling van artikel 3, lid 3.4, onder c, van de planregels betreft.
15.    Nu niet aannemelijk is dat derdebelanghebbenden in hun belangen zouden kunnen worden geschaad, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb op de hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak ten aanzien van dit planonderdeel in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dit is vernietigd. De Afdeling betrekt hierbij dat Elma moet voldoen aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer zodra er op de voormalige vliegbasis Soesterberg woningen worden gebouwd. Dat geldt zowel voor woningbouw op de gronden waar het bestemmingsplan "Vliegbasis Soesterberg" woningbouw bij recht mogelijk maakt als voor woningbouw op de gronden waarvoor dat bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid bevat. Verder heeft de raad toegelicht dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de precieze geluidruimte voor het bedrijf van Elma zal worden vastgesteld na overleg over de invulling van de toekomstige uitbreidingen en de daarbij te treffen maatregelen.
16.    Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
Proceskosten
17.    De raad dient ten aanzien van SITA, [appellant sub 2], Elma en [appellant sub 4] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
17.1.    [appellant sub 2] heeft verzocht om vergoeding van de kosten van een deskundigenrapport, namelijk het rapport "Milieutechnische situatie Van Es en SITA. Chw bestemmingsplan-plus met verbrede reikwijdte Soesterberg-Noord" van LievenseCSO van 19 december 2016, en van de kosten van het bijwonen van de zitting door deskundige dr. F.L.H. Vanweert, verbonden aan LievenseCSO.
Uit de overgelegde factuur blijkt dat LievenseCSO een uurtarief van € 150,00 exclusief omzetbelasting in rekening heeft gebracht. Gelet op artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, in samenhang gelezen met artikel 8:36, tweede lid, van de Awb en artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, geldt voor de vergoeding van de gemaakte kosten voor een deskundigenrapport een tarief van ten hoogste € 121,95 per uur. Voor het rapport van LievenseCSO wordt daarom een bedrag van € 121,95 per uur vergoed. Dit bedrag wordt vermeerderd met de daarover verschuldigde omzetbelasting.
Voor het meebrengen van een deskundige naar de zitting komt forfaitair vier uur voor vergoeding in aanmerking. Daarvoor geldt eveneens een maximumtarief van € 121,95 per uur, te vermeerderen met de daarover verschuldigde omzetbelasting.
17.2.    [appellant sub 4] heeft verzocht om vergoeding van de kosten van een deskundigenrapport, namelijk de notitie "Beoordeling van de gevolgen van het bestemmingsplan ‘Soesterberg-Noord’ voor de inrichting van [appellant sub 4] Metaal te Soesterberg" van Peutz van 21 december 2016.
De beroepsgronden van [appellant sub 4] tegen het besluit van 27 oktober 2016 die slagen en die aanleiding zijn voor de proceskostenveroordeling gaan over parkeren. De notitie van Peutz gaat niet over parkeren, maar over andere onderwerpen, in het bijzonder geluid, trilling en de toegekende milieucategorie. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat de beroepsgronden van [appellant sub 4] over die onderwerpen niet slagen. De kosten van het opstellen van de notitie van Peutz komen onder deze omstandigheden niet voor vergoeding in aanmerking.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart de beroepen van SITA Papier en Kunststof Recycling B.V., [appellant sub 2], Elma B.V. en andere en [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B] tegen het besluit van de raad van de gemeente Soest van 27 oktober 2016, kenmerk RU/1462337, gegrond;
II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Soest van 27 oktober 2016, kenmerk RU/1462337;
III.    verklaart het beroep van [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B] tegen het besluit van de raad van de gemeente Soest van 30 november 2017, kenmerk RU/1872200, ongegrond;
IV.    verklaart het beroep van Elma B.V. en andere tegen het besluit van de raad van de gemeente Soest van 30 november 2017, kenmerk RU/1872200, gegrond;
V.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Soest van 30 november 2017, kenmerk RU/1872200, voor zover het de vaststelling van artikel 3, lid 3.4, onder c, van de planregels betreft;
VI.    bepaalt dat artikel 3, lid 3.4, onder c, van de planregels als volgt komt te luiden: "het gestelde onder b. geldt niet voor het gebruik als bedoeld in artikel 3.1 onder b ‘Specifieke vorm van bedrijventerrein - elektromotoren- en generatorfabriek (sbt-egf)’";
VII.    bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 30 november 2017;
VIII.    draagt de raad van de gemeente Soest op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen V, VI en VII worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IX.    veroordeelt de raad van de gemeente Soest tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van:
a. € 1.252,50 (zegge: twaalfhonderdtweeënvijftig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, aan SITA Papier en Kunststof Recycling B.V.;
b. van € 4.057,35 (zegge: vierduizendzevenenvijftig euro en vijfendertig cent), waarvan € 1.252,50 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en waarvan € 2.804,85 de kosten van deskundigen betreft, aan [appellant sub 2]; dit laatste bedrag moet worden vermeerderd met de daarover verschuldigde omzetbelasting;
c. € 1.252,50 (zegge: twaalfhonderdtweeënvijftig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, aan Elma B.V. en andere, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
d. € 1.374,95 (zegge: dertienhonderdvierenzeventig euro en vijfennegentig cent), waarvan € 1.002,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, aan [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
X.    gelast dat de raad van de gemeente Soest aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:
a. € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) voor SITA Papier en Kunststof Recycling B.V.;
b. € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) voor [appellant sub 2];
c. € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) voor Elma B.V. en andere, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
d. € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) voor [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Teuben, griffier.
w.g. Kranenburg    w.g. Teuben
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2018
483. BIJLAGE
Planregels bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan-plus met verbrede reikwijdte Soesterberg-Noord", zoals gewijzigd bij het besluit van 30 november 2017
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan:
bedrijven uit de in de Bijlage 1 Lijst van Staat van bedrijfsactiviteiten vermelde categorieën    ter plaatse van de aanduiding
1 tot en met 2    Bedrijf tot en met categorie 2
1 tot en met 3.1    Bedrijf tot en met categorie 3.1
b. in aanvulling op het bepaalde onder a., tevens voor bedrijven die hierna zijn aangegeven:
bedrijven uit de in de Bijlage 1 Lijst van ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’ vermelde categorieën en daarmee vergelijkbare bedrijven als hieronder genoemd    ter plaatse van de aanduiding
Elektromotoren- en generatorfabriek behorend tot categorie 4.1    Specifieke vorm van bedrijventerrein - elektromotoren- en generatorfabriek (sbt-egf)
Groothandel in bouwmaterialen behorend tot categorie 3.1    Specifieke vorm van bedrijventerrein - groothandel in bouwmaterialen (sbt-ghb)
Groothandel in machines en apparaten behorend tot categorie 3.1    Specifieke vorm van bedrijventerrein - groothandel in machines en apparaten (sbt-gma)
Groothandel in zand en grind behorende tot categorie 3.2    Specifieke vorm van bedrijventerrein - groothandel in zand en grind (sbt-gzg)
Smederij, lasinrichting en bankwerkerij behorend tot categorie 3.2    Specifieke vorm van bedrijventerrein - smederij, lasinrichting en bankwerkerij (sbt-slb)
Groothandel in oud papier, afvalscheidingsinstallatie van oud papier inclusief papiershredderinstallatie     Specifieke vorm van bedrijventerrein - groothandel in oud papier en afvalscheidingsbedrijf voor papier (sbt-gap)
c. met uitzondering van Inrichtingen, die krachtens artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
d. niet zelfstandige kantoren, als onderdeel van de ter plaatse uitgeoefende bedrijven tot een maximum van 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing waarbij de maximale brutovloeroppervlakte aan kantoren in één gebouw niet meer mag bedragen dan 500 m2;
met de daarbij behorende:
e. productiegebonden detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, in ter plaatse vervaardigde goederen (met uitzondering van detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voeding- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen) tot een maximum van 10% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing waarbij de maximale brutovloeroppervlakte aan detailhandel in één gebouw niet meer mag bedragen dan 150 m2;
f. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverharding en
g. bij deze doeleinden behorende tuinen, erven en bedrijfsterreinen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en overige voorzieningen;
h. technische installaties, luifels, overkappingen, reclametekens, licht-, vlaggen- en andere masten;
alsmede voor
i. ter plaatse van de functieaanduiding ‘detailhandel volumineus’: detailhandel volumineus;
j. ter plaatse van de functieaanduiding ‘sportschool’: een sportschool."
3.4 specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik gelden de volgende regels:
a. op de voor Bedrijventerrein als bedoeld in het bepaalde in 3.1 aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernorm;
b. de geluidsbelasting van een inrichting in de zin van artikel 1.1 derde lid Wet milieubeheer mag, niet meer bedragen 45 dB (A) etmaalwaarde op een afstand van:
1. 15 meter ten noorden van de bestemming ‘Verkeer’ ter plaatse van de Batenburgweg;
2. 15 meter ten westen van de bestemming ‘Verkeer’ ter plaatse van de Sterrenbergweg (tot aan de aansluiting met de Stemerdingweg) en;
3. 15 meter ten noorden van de bestemming ‘Verkeer’ ter plaatse van de Stemerdingweg;
c. in afwijking van het gestelde onder b. geldt voor het gebruik als bedoeld in artikel 3.1 onder b ‘Specifieke vorm van bedrijventerrein - elektromotoren- en generatorfabriek (sbt-egf)’;
d. in afwijking van het gestelde onder b. geldt voor het gebruik als bedoeld in artikel 3.1 onder b ‘Specifieke vorm van bedrijventerrein - groothandel in oud papier en afvalscheidingsbedrijf voor papier (sbt-gap)’, dat de geluidbelasting vanwege dat gebruik in een situatie zonder geluidscherm buiten de 50 dB(A) contouren van Sita niet hoger mag zijn dan 50 dB(A) etmaalwaarde.