ECLI:NL:RVS:2018:123

Raad van State

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
201605582/7/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied Borne en de rechtsgeldigheid van de planologische regeling

Op 17 januari 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een geschil tussen appellanten A en B, gevestigd te Hertme, en de raad van de gemeente Borne. Het geschil betreft de vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied Borne (2014)' door de raad op 24 mei 2016. Appellanten hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij zich niet konden verenigen met de planregeling voor hun perceel. De Afdeling had eerder in een tussenuitspraak van 7 juni 2017 de raad opgedragen om gebreken in het besluit te herstellen. De raad heeft vervolgens op 3 oktober 2017 een gewijzigd besluit genomen, waarin een specifieke functieaanduiding voor kleinschalig loon- en verhuurbedrijf is opgenomen. De Afdeling heeft geoordeeld dat het oorspronkelijke besluit in strijd was met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat er geen definitie van een loonbedrijf in de planregels was opgenomen en de door appellanten gewenste activiteiten niet mogelijk waren. De Afdeling heeft het beroep van appellanten gegrond verklaard en het besluit van 24 mei 2016 vernietigd. Tevens is de raad veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan appellanten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke planologische regels en de noodzaak voor de raad om belangen zorgvuldig af te wegen bij de vaststelling van bestemmingsplannen.

Uitspraak

201605582/7/R3.
Datum uitspraak: 17 januari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante A] en [appellante B], gevestigd te Hertme, gemeente Borne (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellante]),
en
de raad van de gemeente Borne,
verweerder.
Procesverloop
Bij uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak van 7 juni 2017 ECLI:NL:RVS:2017:1517, (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om op uiterlijk 30 augustus 2017 de in de tussenuitspraak omschreven gebreken in het besluit van 24 mei 2016 te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.
De raad heeft de Afdeling verzocht om de in de tussenuitspraak gestelde termijn te verlengen.
De Afdeling heeft bij beschikking van 29 augustus 2017 in zaak nr. 201605582/8/R3 de bij haar uitspraak van 7 juni 2017 bepaalde termijn verlengd tot 6 oktober 2017.
Bij besluit van 3 oktober 2017 (hierna: het wijzigingsbesluit) heeft de raad het bestemmingsplan opnieuw, gewijzigd, vastgesteld.
[appellante] is in de gelegenheid gesteld zienswijzen over het besluit van 3 oktober 2017 naar voren te brengen.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1.    Bij het besluit van 24 mei 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Borne (2014)" vastgesteld. Dit plan voorziet in een actuele planologische regeling voor het buitengebied van de gemeente Borne, toegesneden op het geldende beleid en de actuele ontwikkelingen in het buitengebied. Tegen dit besluit heeft onder meer [appellante] beroep ingesteld, omdat [appellante] zich niet kan verenigen met de planregeling voor haar perceel.
Toetsingskader
2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Beroep tegen het besluit van 24 mei 2016
3.    [appellante] is eigenaar van het perceel [locatie] te Hertme. In haar beroep heeft [appellante] aangevoerd dat het plan op dit perceel een veehandel toestaat, maar dat de veehandelsactiviteiten de afgelopen jaren zijn afgenomen en worden beëindigd. [appellante] heeft zich in de afgelopen jaren toegelegd op kleinschalig loonwerk met machines zoals minikranen, trilplaten, gronddumpertjes, kleine walsen, shovels en tractoren. Dit materieel verhuurt zij aan boomkwekers, agrariërs en loonbedrijven in de omgeving. Zij wenst daarom een planregeling die kleinschalig loonwerk en de verhuur van kleine machines toestaat.
In de tussenuitspraak heeft de Afdeling onder 14.4 vastgesteld dat het plan op het perceel van [appellante] een loonbedrijf kleiner of gelijk aan 500 m² mogelijk maakt, maar dat de raad zich op het standpunt stelt dat de activiteiten die [appellante] wenst uit te oefenen niet zijn aan te merken als loonbedrijf, maar deels ook als verhuurbedrijf van machines aan boomkwekers, agrariërs en loonbedrijven in de omgeving. De Afdeling heeft tevens vastgesteld dat een definitie van een loonbedrijf ontbreekt in de planregels, zodat onduidelijk is wat de raad daaronder verstaat.
De Afdeling heeft overwogen dat niet valt in te zien waarom een loonbedrijf, waarbij machines met personeel worden verhuurd, wel ruimtelijk aanvaardbaar is, maar een bedrijf waarbij machines zonder personeel worden verhuurd - voor dezelfde activiteiten -  niet ruimtelijk aanvaardbaar is. De raad heeft erkend dat de ruimtelijke uitstraling van een verhuurbedrijf van machines zonder personeel niet verschilt van de verhuur van machines met personeel voor dezelfde activiteiten. De raad heeft tevens toegezegd met [appellante] tot een oplossing te komen. Nu een definitiebepaling van het begrip loonbedrijf ontbreekt en niet valt in te zien waarom de door [appellante] gewenste activiteiten op haar perceel niet mogelijk zijn, heeft de Afdeling in de tussenuitspraak geoordeeld dat het plan in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is vastgesteld.
Gelet hierop is het beroep van [appellante] tegen het besluit van 24 mei 2016 gegrond en dient het besluit van 24 mei 2016 in zoverre te worden vernietigd.
Het besluit van 3 oktober 2017
4.    De Afdeling heeft de raad opgedragen om de in de tussenuitspraak onder 14.4 omschreven gebreken in het besluit van 24 mei 2016 te herstellen met inachtneming van hetgeen daarover in de tussenuitspraak is overwogen. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 3 oktober 2017 het plan opnieuw, gewijzigd, vastgesteld.
5.    Ingevolge artikel 6:19 van de Awb heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
5.1.    Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 3 oktober 2017 aan het perceel van [appellante] de specifieke functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - kleinschalig loon- en verhuurbedrijf" toegekend, waardoor ter plaatse een kleinschalig loonwerk- en verhuurbedrijf is toegestaan. Voorts is aan artikel 1, onder 1.55, het begrip "kleinschalig loon- en verhuurbedrijf" toegevoegd en is in artikel 1.60 een algemene definitie van een loonbedrijf opgenomen.
5.2.    Artikel 1.55, kleinschalig loon- en verhuurbedrijf, luidt:
"Een bedrijf met een bedrijfsoppervlak kleiner of gelijk aan 500 m², waarbij de bedrijfsactiviteiten zijn gericht op:
agrarisch gemechaniseerd loonwerk zoals het uitvoeren van cultuurtechnische werken, mestdistributie, grondverzet of soortgelijke dienstverleningen en/of
de verhuur van (land)bouwmachines, (land)bouwwerktuigen, vrachtauto's en transportmaterieel."
Artikel 1.60, loonbedrijf, luidt:
"een bedrijf waarbij de bedrijfsactiviteiten zijn gericht op agrarisch gemechaniseerd loonwerk zoals het uitvoeren van cultuurtechnische werken, mestdistributie, grondverzet of soortgelijke dienstverleningen."
5.3.    De Afdeling stelt vast dat de raad met het besluit van 3 oktober 2017 geheel tegemoet is gekomen aan het beroep van [appellante] tegen het besluit van 24 mei 2016. Uit artikel 6:19, eerste lid, van de Awb volgt dat daarom voor [appellante] geen beroep van rechtswege is ontstaan tegen het besluit van 3 oktober 2017.
Proceskosten
6.    De raad dient ten aanzien van [appellante] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Borne van 24 mei 2016, kenmerk 16int00858, gegrond;
II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Borne van 24 mei 2016, kenmerk 16int00858, voor zover:
- een definitie van het begrip loonbedrijf in de planregels ontbreekt;
- daarin geen regeling is opgenomen ten behoeve van het uitoefenen van een kleinschalig loonwerk- en verhuurbedrijf, met een bedrijfsoppervlak kleiner of gelijk aan 500 m², op het perceel [locatie] te Hertme;
III.    veroordeelt de raad van de gemeente Borne tot vergoeding van bij [appellante A] en [appellante B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV.    gelast dat de raad van de gemeente Borne aan [appellante A] en [appellante B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Heinen, griffier.
w.g. Van Sloten    w.g. Heinen
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2018
632.