ECLI:NL:RVS:2018:1215

Raad van State

Datum uitspraak
11 april 2018
Publicatiedatum
11 april 2018
Zaaknummer
201707080/1/V6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bevestiging verkrijging Nederlanderschap door burgemeester op basis van bewijsnood

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 21 juli 2017 haar beroep ongegrond verklaarde. De burgemeester van Rotterdam had op 21 januari 2016 de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap door optie van [appellante] geweigerd. Dit besluit werd later door de burgemeester gehandhaafd na een ongegrond verklaard bezwaar van [appellante]. De rechtbank oordeelde dat [appellante] niet had aangetoond dat zij in bewijsnood verkeerde, omdat zij geen geldig buitenlands reisdocument kon overleggen. De rechtbank verwachtte van [appellante] dat zij een buitenlands reisdocument zou overleggen, en aangezien zij hier niet in was geslaagd, werd haar beroep ongegrond verklaard.

In hoger beroep betoogde [appellante] dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zij niet in bewijsnood verkeerde. Zij had contact opgenomen met het Marokkaanse consulaat-generaal in Rotterdam, maar de rechtbank oordeelde dat [appellante] niet had aangetoond dat zij alle mogelijke stappen had ondernomen om een geldig Marokkaans paspoort te verkrijgen. De rechtbank stelde vast dat [appellante] geen aanvraag had gedaan om zich in de Marokkaanse geboorteregisters in te schrijven, wat een vereiste was voor het verkrijgen van een paspoort. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester terecht de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap had geweigerd, omdat [appellante] niet voldeed aan de voorwaarden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 april 2018.

Uitspraak

201707080/1/V6.
Datum uitspraak: 11 april 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Rotterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 juli 2017 in zaak nr. 17/7009 in het geding tussen:
[appellante]
en
de burgemeester van Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 21 januari 2016 heeft de burgemeester de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap door optie van [appellante] geweigerd.
Bij besluit van 14 september 2016 heeft de burgemeester het daartegen door [appellante] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 juli 2017 heeft de rechtbank het daartegen door [appellante] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 april 2018, waar [appellante], bijgestaan door mr. D. Schaap, advocaat te Rotterdam, is verschenen. Teven is verschenen [begeleidster] van [appellante].
Overwegingen
1.    De burgemeester heeft aan zijn besluit van 21 januari 2016, dat hij bij besluit van 14 september 2016 heeft gehandhaafd, ten grondslag gelegd dat door [appellante] niet wordt voldaan aan de voorwaarden die gelden voor de bevestiging van haar optieverklaring. [appellante] heeft geen geldig buitenlands reisdocument kunnen tonen en zij heeft niet aangetoond dat zij in bewijsnood verkeert, aldus de burgemeester.
2.    De rechtbank heeft geoordeeld dat van [appellante] in beginsel verwacht mag worden een buitenlands reisdocument over te leggen. Tegen dat oordeel is in hoger beroep niet opgekomen, zodat thans van de juistheid daarvan wordt uitgegaan.
3.    [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij niet in bewijsnood verkeert. Zij heeft een aantal keren contact opgenomen met het Marokkaanse consulaat-generaal in Rotterdam teneinde een geldig Marokkaans paspoort te verkrijgen. Uit de verklaring van het consulaat-generaal van 20 oktober 2014 blijkt dat het voor haar niet mogelijk is om een Marokkaans paspoort aan te vragen, omdat zij niet in de Marokkaanse geboorteregisters staat ingeschreven. Voorts heeft de consul-generaal haar medegedeeld dat zij slechts een Marokkaans paspoort kan krijgen indien haar moeder een daartoe strekkend verzoek indient. Volgens de consul-generaal kan zij niet zelf een dergelijk verzoek in dienen, aldus [appellante].
3.1.    Anders dan [appellante] stelt heeft zij met de door haar overgelegde stukken niet aangetoond dat zij in bewijsnood verkeert.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [appellante] geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij een aanvraag heeft gedaan om zich alsnog in de registers in Marokko te doen inschrijven. Zolang zij niet heeft gepoogd om zich aldaar te laten inschrijven, heeft, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, [appellante] niet alles gedaan wat in haar macht ligt om een buitenlands reisdocument over te leggen. Daarbij komt dat, zoals de rechtbank eveneens terecht heeft overwogen, [appellante] de omstandigheid dat haar grootvader is overleden, samen met de andere persoonlijke feiten en omstandigheden, bij de Marokkaanse autoriteiten naar voren kan brengen, opdat deze een beslissing over de inschrijving in het register aldaar kunnen nemen.
De verwijzing naar het gesprek met de consul-generaal van Marokko, dat naar gesteld op 3 augustus 2016 heeft plaatsgevonden, vormt evenmin steun voor haar betoog dat zij in bewijsnood verkeert, reeds omdat zij geen daartoe strekkende verklaring van de consul-generaal heeft overgelegd. Zij heeft slechts een weergave van dat gesprek, opgesteld door haar gemachtigde, overgelegd, zodat daaraan niet die waarde kan worden gehecht die [appellante] daaraan gehecht zou willen zien.
De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat [appellante] niet heeft aangetoond dat zij in bewijsnood verkeert, zodat de burgemeester geen ontheffing heeft hoeven verlenen voor het vereiste bezit van een buitenlands reisdocument. De rechtbank heeft eveneens terecht geoordeeld dat nu [appellante] geen buitenlands reisdocument heeft overgelegd, de burgemeester het verkrijgen van het Nederlanderschap door optie terecht aan haar heeft geweigerd. Het betoog faalt.
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.M. Woestenburg-Bertels, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Woestenburg-Bertels
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2018
501.