201700969/2/R1 en 201700973/2/R1.
Datum uitspraak: 4 april 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Echt, gemeente Echt-Susteren,
en
1. de raad van de gemeente Echt-Susteren
2. het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren,
verweerders.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 27 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2610, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van deze uitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van de raad van 14 december 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Loop 2012, 1e herziening" te herstellen. Voornoemde uitspraak is aangehecht. Bij beschikking van 15 januari 2018 heeft de Afdeling de bij haar uitspraak van 27 september 2017 bepaalde termijn verlengd tot 10 februari 2018.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad op 7 februari 2018 een nadere motivering van het besluit van 14 december 2016 vastgesteld.
[appellant] heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, zijn zienswijze daarop naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Tussenuitspraak
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak van 27 september 2017 geoordeeld dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij in het onderhavige plan de in het voorheen geldende bestemmingsplan toegestane milieucategorieën van bedrijven op de kavels L05 en L06, zijnde hoofdzakelijk categorie 4.1 onderscheidenlijk 3.2, wenst te handhaven. Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak dient het besluit van de raad van 14 december 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Loop 2012, 1e herziening", voor zover het betreft de plandelen met de bestemming "Bedrijventerreinen" en de functieaanduidingen "bedrijf tot en met categorie 4.1" en "bedrijf tot en met categorie 3.2" voor de kavels L05 en L06 gelegen ten zuiden en ten noorden van de carwash op het perceel Loperweg 1, wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd. Het beroep van [appellant] tegen dit besluit is gegrond. De Afdeling zal evenwel beoordelen of de rechtsgevolgen van dat besluit in stand kunnen blijven.
2. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling tevens overwogen dat, gelet op het feit dat het herstel van het gebrek van invloed kan zijn op het oordeel over het beroep van [appellant] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 25 oktober 2016 waarbij voor de woning aan de [locatie] te Echt hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder zijn vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege het industrieterrein De Loop in Echt van 54 dB(A) voor de westgevel van de woning en van 53 dB(A) voor de noordgevel van de woning (hierna: het hogere waardenbesluit), de Afdeling het beroep van [appellant] tegen voornoemd besluit niet in de tussenuitspraak zal beoordelen maar in de einduitspraak zal behandelen.
Het bestemmingsplan
3. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om het gebrek dat in het besluit van 14 december 2016 is geconstateerd te herstellen. Daartoe diende de raad alsnog toereikend te motiveren waarom hij in het onderhavige plan de in het voorheen geldende bestemmingsplan toegestane milieucategorieën van bedrijven op de kavels L05 en L06, zijnde hoofdzakelijk categorie 4.1 onderscheidenlijk 3.2, wenst te handhaven, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen.
4. De raad heeft op 7 februari 2018 beslist omtrent een nadere motivering van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Loop 2012, 1e herziening". De raad wijst in zijn nadere motivering op de door hem op 12 december 2012 vastgestelde "Structuurvisie 2012-2020, Ontwikkelen met kwaliteit" (hierna: Structuurvisie) waarin beleidsuitgangspunten ten aanzien van de verschillende bedrijventerreinen in de gemeente zijn geformuleerd. Volgens hem volgt uit het in de Structuurvisie opgenomen uitgiftebeleid dat het bedrijventerrein De Loop is bedoeld voor zware, middelgrote en grote bedrijvigheid en geluidzoneringsplichtige inrichtingen in de milieucategorieën 2 tot en met 5. Het verlagen van de op de kavels L05 en L06 op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan "De Loop 2012" hoogst toelaatbare milieucategorieën zou tot gevolg hebben dat de vestigingsmogelijkheden van bedrijven met een zwaardere milieucategorie worden beperkt, hetgeen in strijd is met de Structuurvisie. Verder geeft de raad te kennen door het verlagen van de op kavel L06 op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan "De Loop 2012" toegestane milieucategorieën strijd zou ontstaan met het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (hierna: POL 2014). Als gevolg van de verlaging zouden hoofdzakelijk bedrijven met milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan, zodat volgens de raad geen sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik als bedoeld in het POL 2014.
5. [appellant] betoogt onder meer dat uit de Structuurvisie niet blijkt dat de kavels op het bedrijventerrein De Loop gereserveerd zouden moeten blijven voor de zwaardere bedrijven met hogere milieucategorieën. Volgens hem worden daartoe zelfs expliciet andere bedrijfsterreinen aangewezen.
5.1. Blijkens de verbeelding is aan de kavels L05 en L06, gelegen ten zuiden en ten noorden van de carwash op het perceel Loperweg 1, de bestemming "Bedrijventerreinen" toegekend.
Aan een groot deel van de kavel L05 is eveneens de functieaanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.1" toegekend. Aan een ander deel van deze kavel is de functieaanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2" toegekend. Aan een heel klein deel van deze kavel is de functieaanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1" toegekend.
Aan een groot deel van de kavel L06 is eveneens de functieaanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2" toegekend. Aan twee andere delen van deze kavel zijn de functieaanduidingen "bedrijf tot en met categorie 3.1" onderscheidenlijk "bedrijf tot en met categorie 2" toegekend. Aan een klein deel van deze kavel is de functieaanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.1" toegekend.
5.2. In het door adviesbureau DGMR opgestelde akoestisch rapport "Herziening bestemmingsplan De Loop 2012, afweging hogere grenswaarden t.p.v. [locatie]" van 23 juni 2016 (hierna: het rapport van DGMR) staat over de twee uitgeefbare kavels L05 en L06 dat geluidruimte is gereserveerd om uitgifte en bedrijfsontwikkelingen op deze kavels mogelijk te maken. Op grond van zowel het voorheen geldende bestemmingsplan "De Loop 2012" als het onderhavige bestemmingsplan "De Loop 2012, 1e herziening" zijn op kavel L05 hoofdzakelijk bedrijven tot en met categorie 4.1 toegestaan. Op kavel L06 voorziet het bestemmingsplan hoofdzakelijk in bedrijven tot en met categorie 3.2. Voor de kavel L05 is een geluidreservering van 60 dB(A)/m² opgenomen. Voor de kavel L06 is een reservering van 56 dB(A)/m² opgenomen.
5.3. In de Structuurvisie staat dat om ook in de verdere toekomst een kwantitatief en kwalitatief goed aanbod aan bedrijventerreinen in de gemeente te hebben het nodig is om keuzes te maken. Zorgvuldig ruimtegebruik en een gericht uitgiftebeleid zijn hierbij kernwoorden. Een gericht uitgiftebeleid heeft alles te maken met het toewerken naar een duidelijkere segmentatie van de gemeentelijke bedrijventerreinen. Doel van een dergelijke segmentatie is te komen tot een zo efficiënt mogelijke inrichting van de bedrijventerreinen, waarbij de milieumogelijkheden zo goed mogelijk worden benut. Tevens draagt het bij aan een scherpere profilering van elk terrein en kan het op die manier bijdragen aan het aantrekken van nieuwe bedrijven. Concreet betekent dit dat het bedrijventerrein Businesspark Midden-Limburg en het deel van het bedrijventerrein Berk naast het spoor zijn bedoeld voor grote, zware, transport, logistieke en modern gemengde bedrijvigheid in de milieucategorieën 3 en 4 onderscheidenlijk 4 en 5. Wat betreft het bedrijventerrein De Loop staat in de Structuurvisie alleen dat het aan het centrum grenzende deel van dit bedrijventerrein is bedoeld voor perifere en grootschalige detailhandelsvestigingen.
5.4. In het POL 2014 staat dat de ruimte op bedrijventerreinen zorgvuldig en duurzaam gebruikt dient te worden. Gedoeld wordt op een goede balans tussen functionaliteit, toekomstbestendigheid en zuinig ruimtegebruik. Een optie die past bij een zorgvuldig ruimtegebruik, is onder meer het stimuleren dat bedrijven die weinig hinder (milieucategorieën 1 en 2) met zich meebrengen zich vestigen in de woonomgevingen en niet op bedrijventerreinen.
5.5. Naar het oordeel van de Afdeling volgt uit de Structuurvisie, anders dan de raad stelt, niet dat het bedrijventerrein De Loop slechts is bedoeld voor zware, middelgrote en grote bedrijvigheid en geluidzoneringsplichtige inrichtingen in de milieucategorieën 2 tot en met 5. Derhalve verzet de Structuurvisie zich in zoverre niet tegen het verlagen van de op de kavels L05 en L06 op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan "De Loop 2012" hoogst toelaatbare milieucategorieën, zijnde 4.1 onderscheidenlijk 3.2. Voorts overweegt de Afdeling dat, nu op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan de hoogst toelaatbare milieucategorie voor bedrijven op kavel L06 3.2 betrof, het verlagen van deze milieucategorie met één trap niet tot gevolg heeft dat - anders dan de raad doet voorkomen - uitsluitend bedrijven met milieucategorieën 1 of 2 zijn toegestaan. Verlaging van deze hoogst toelaatbare milieucategorie betekent dat op kavel L06 hoofdzakelijk bedrijven met milieucategorie 3.1 zouden zijn toegestaan. Derhalve is, anders dan de raad heeft betoogd, geen sprake van strijd met het in het POL 2014 opgenomen uitgangspunt van zorgvuldig ruimtegebruik.
Conclusie
6. Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat het in de tussenuitspraak in 6.3 geconstateerde gebrek niet is hersteld. De raad heeft met zijn nadere motivering als aanvullende onderbouwing van het bestreden besluit van 14 december 2016 immers nog altijd niet deugdelijk gemotiveerd waarom hij in het onderhavige plan de in het voorheen geldende bestemmingsplan hoogst toelaatbare milieucategorieën van bedrijven op de kavels L05 en L06, zijnde 4.1 onderscheidenlijk 3.2, wenst te handhaven. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.
Het hogere waardenbesluit
7. Het college heeft bij besluit van 25 oktober 2016 hogere waarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 54 dB(A) voor de westgevel van de woning van [appellant] aan de [locatie] en van 53 dB(A) voor de noordgevel van de woning. De hogere waarden zijn vastgesteld vanwege de geluidsbelasting van het industrieterrein De Loop in Echt.
8. Bij besluit van 4 juni 2013 heeft het college voor de woning van [appellant] een hogere waarde vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vastgesteld van 56 dB(A) vanwege de geluidsbelasting van het industrieterrein. Bij uitspraak van 7 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1679, heeft de Afdeling dit besluit, voor zover betrekking hebbend op de woning van [appellant], vernietigd. Derhalve gold voor de woning van [appellant] de eerder door het college vastgestelde hogere waarde van 52 dB(A). 9. [appellant] kan zich niet verenigen met de vaststelling van de hogere waarden voor zijn woning. Hij betoogt in de eerste plaats dat het akoestisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan de vastgestelde hogere waarden, gebrekkig is. Hiertoe voert hij onder meer aan dat de berekende geluidsbelasting van 54 dB(A) onderscheidenlijk 53 dB(A) op de gevels van zijn woning op onjuiste uitgangspunten berust. Zo is er voor twee maatgevende, ongebruikte kavels, zijnde kavel L05 en kavel L06, in strijd met voornoemde uitspraak van de Afdeling van 7 mei 2014 opnieuw 60 dB(A) per vierkante meter geluidruimte gereserveerd. De enkele verwijzing naar de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009 biedt volgens [appellant] bovendien onvoldoende onderbouwing voor het standpunt dat een reservering van 60 dB(A) passend is voor het type bedrijven dat op de kavels is toegestaan.
9.1. In het rapport van DGMR staat dat de gereserveerde geluidruimte van 60 en 56 dB(A)/m² voor de kavels L05 en L06 reële reserveringen zijn voor milieucategorieën die ter plaatse planologisch zijn toegestaan. Een verlaging van de geluidreserveringen zou er toe leiden dat de kavels niet gebruikt kunnen worden voor bedrijven in de hoogst toelaatbare milieucategorie die planologisch ter plaatse mogelijk is, aldus het rapport van DGMR.
9.2. Nu de hogere waarden van 54 dB(A) voor de westgevel van de woning van [appellant] aan de [locatie] en 53 dB(A) voor de noordgevel van de woning onder meer zijn vastgesteld ten behoeve van de gereserveerde geluidruimte van 60 en 56 dB(A)/m² voor de kavels L05 en L06, hetgeen volgens het rapport van DGMR reële reserveringen zijn voor de hoogste toelaatbare milieucategorieën die in het plan ter plaatse planologisch zijn toegestaan, en - zoals in 1. en 6. is overwogen - het plan, voor zover het betreft de plandelen met de bestemming "Bedrijventerreinen" en de functieaanduidingen "bedrijf tot en met categorie 4.1" en "bedrijf tot en met categorie 3.2" voor de kavels L05 en L06, dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb en geen aanleiding wordt gezien om de rechtsgevolgen van het besluit tot vaststelling van het plan in stand te laten, ziet de Afdeling eveneens aanleiding om het hogere waardenbesluit te vernietigen wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb.
Conclusie
10. Het beroep van [appellant] tegen hogere waardenbesluit is eveneens gegrond.
11. Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden van [appellant] tegen het hogere waardenbesluit geen bespreking meer.
Proceskosten
12. De raad en het college dienen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Voor zover [appellant] heeft verzocht om vergoeding van verletkosten, overweegt de Afdeling dat dat bij het ontbreken van een specificatie van deze kosten forfaitair zes uur met een tarief van € 7,00 per uur voor vergoeding in aanmerking komt.
Opdracht
13. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om met inachtneming van deze uitspraak ten aanzien van de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen een nieuw plan vast te stellen. De Afdeling zal daartoe een termijn stellen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant] tegen het besluit van de raad van de gemeente Echt-Susteren van 14 december 2016, waarbij het bestemmingsplan "De Loop 2012, 1e herziening" is vastgesteld, gegrond;
II. verklaart het beroep van [appellant] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren van 25 oktober 2016 waarbij voor de woning aan de [locatie] hogere waarden zijn vastgesteld, gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Echt-Susteren van 14 december 2016, waarbij het bestemmingsplan "De Loop 2012, 1e herziening" is vastgesteld, voor zover het betreft de plandelen met de bestemming "Bedrijventerreinen" en de functieaanduidingen "bedrijf tot en met categorie 4.1" en "bedrijf tot en met categorie 3.2" voor de kavels L05 en L06 gelegen ten zuiden en ten noorden van de carwash op het perceel Loperweg 1;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren van 25 oktober 2016 waarbij voor de woning aan de [locatie] hogere waarden zijn vastgesteld;
V. draagt de raad van de gemeente Echt-Susteren op om binnen 20 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen voor de planonderdelen genoemd onder III. en dit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven termijn bekend te maken en mede te delen;
VI. veroordeelt de raad van de gemeente Echt-Susteren en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren tezamen tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.349,91 (zegge: dertienhonderdnegenenveertig euro en eenennegentig cent), waarvan € 1.252,50 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat de raad van de gemeente Echt-Susteren en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren tezamen aan [appellant] het door hem voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.
w.g. Minderhoud w.g. Driessen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2018
634.