ECLI:NL:RVS:2018:1130

Raad van State

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
201705811/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'De Buitenplaats' en de gevolgen voor de Ursulineweg

Op 4 april 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Leusden, en de raad van de gemeente Leusden. De zaak betreft het bestemmingsplan 'De Buitenplaats', dat op 15 juni 2017 door de raad is vastgesteld. De appellant heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij vreest dat het bestemmingsplan het karakter van de Ursulineweg aantast en geluidsoverlast met zich meebrengt. De Afdeling heeft de zaak op 22 februari 2018 ter zitting behandeld, waarbij de raad van de gemeente Leusden vertegenwoordigd was door S.K. Vosselman.

De Afdeling heeft overwogen dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsruimte heeft en dat de betrokken belangen zorgvuldig moeten worden afgewogen. De appellant betoogde dat de gemeentelijke visie op kleinschalige bebouwing aan de Ursulineweg is verlaten en dat de nieuwe plannen een te grote aantasting van het landschappelijke karakter met zich meebrengen. De raad heeft echter gesteld dat de nieuwe invulling van het bedrijventerrein in lijn is met de Visie Werklocaties Leusden 2030 en dat de afstand tussen de nieuwe bebouwing en de bestaande woningen voldoende is voor een goed woon- en leefklimaat.

De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan niet in strijd is met de gemeentelijke visie en dat er geen onaanvaardbare aantasting van het karakter van de Ursulineweg plaatsvindt. Het beroep van de appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 april 2018.

Uitspraak

201705811/1/R2.
Datum uitspraak: 4 april 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Leusden,
en
de raad van de gemeente Leusden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juni 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "De Buitenplaats" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 februari 2018, waar de raad van de gemeente Leusden, vertegenwoordigd door S.K. Vosselman, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Het plan voorziet in de ontwikkeling van een bedrijventerrein ten westen van de kern Leusden.
[appellant] woont aan de oostzijde van het plangebied, aan de [locatie], en kan zich niet met het plan verenigen, omdat hij vindt dat het karakter van de Ursulineweg door het plan wordt aangetast en omdat hij vreest voor geluidsoverlast.
Toetsingskader
2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Beroep
3.    [appellant] betoogt dat met het plan ten onrechte de gemeentelijke visie is verlaten om invulling te geven aan meer kleinschalige, landschappelijke bebouwing aan de Ursulineweg.
Voorts betoogt [appellant] dat de voorziene grootschalige randbebouwing en parkeervoorzieningen uit het plan het open en kleinschalige karakter van de Ursulineweg verstoren en een te grote aantasting vormen van het landschappelijke karakter van de Ursulineweg.
[appellant] wijst vervolgens op de situering van de beoogde bebouwing. Hij betoogt dat de naar de Ursulineweg gekeerde gevels de achterzijde zullen vormen van de kantoorpanden, zodat de representativiteit richting de Ursulineweg niet wordt nagestreefd, met als gevolg dat het aankomend en vertrekkend (vracht)verkeer en het laden en lossen dat hoort bij een dergelijke achterkantsituatie zal zorgen voor geluidsoverlast.
Ten slotte betoogt [appellant] dat ten onrechte reeds kapwerkzaamheden worden uitgevoerd in het plangebied, terwijl er nog geen stedenbouwkundig plan is gepresenteerd of een omgevingsvergunning is aangevraagd.
4.    De raad stelt dat de vorige bestemmingsplannen voor het plangebied woonwerkkavels en kantoorgebouwen mogelijk maakten en dat de invulling van De Buitenplaats als bedrijventerrein in lijn is met de Visie Werklocaties Leusden 2030, die in 2014 is vastgesteld.
Verder stelt de raad dat bij de totstandkoming van het plan is gekeken naar een goede ruimtelijke inpassing van het bedrijventerrein. De massa van de nieuwe bebouwing is ten opzichte van de mogelijkheden van het vorige bestemmingsplan bijvoorbeeld verder naar binnen gezet waardoor de afstand tussen de nieuwe bedrijfsbebouwing en de bestaande woningen groter is geworden dan de in het vorige plan opgenomen minimale afstand tussen de toegestane bebouwing en de bestaande woningen.
Met betrekking tot mogelijke geluidsoverlast stelt de raad zich op het standpunt dat de afstand tussen de woningen en het bedrijventerrein voldoende is voor een goed woon- en leefklimaat.
5.    Voor zover [appellant] betoogt dat de raad door de vaststelling van dit plan ten onrechte een eerdere gemeentelijke visie heeft verlaten, overweegt de Afdeling als volgt. De Afdeling stelt vast dat uit het Masterplan voor de herontwikkeling van ’t Spieghel "Het Visitekaartje van Leusden", uit november 2006, volgt dat er aanvankelijk voor het plangebied met name kantoren in combinatie met woonwerkkavels waren voorzien. De vorige bestemmingsplannen maakten dit ook mogelijk. Echter, blijkens het raadsvoorstel van het onderhavige plan, en zoals de raad ook ter zitting nader heeft toegelicht, was er geen marktvraag naar een combinatie van deze functies. Dit blijkt ook uit de omstandigheid dat de provincie Utrecht voornemens is actief kantoorbestemmingen weg te bestemmen door middel van een provinciaal inpassingsplan.
In de "Visie werklocaties Leusden 2030" uit 2014 heeft de raad derhalve naar een nieuwe toekomstvisie voor het onderhavige gebied de Buitenplaats gezocht. De toekomstvisie was er onder meer op gericht dat er ter plaatse een gemengd gebied zou ontstaan, dat zou dienen als overloop van bedrijvigheid op huidige bedrijventerreinen en waarbij het accent zou liggen op snelweg gerelateerde functies.
Met het onderhavige plan wordt bedrijvigheid in milieucategorie 1 en 2 mogelijk gemaakt. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan derhalve past binnen de Visie werklocaties Leusden 2030 en derhalve niet in strijd met het gemeentelijke beleid is vastgesteld.
Het betoog faalt.
6.    Met betrekking tot het betoog van [appellant] dat ziet op het open, kleinschalige en landschappelijke karakter van de Ursulineweg, overweegt de Afdeling dat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het plan leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het karakter van de Ursulineweg. De raad wijst erop dat het plan enkel bedrijven mogelijk maakt tot en met milieucategorie 2, zodat slechts beperkte bedrijfsactiviteiten mogelijk worden. Weliswaar zijn de toegestane maximale goot- en bouwhoogten van de bebouwing en het toegestane maximale bebouwingspercentage op bepaalde delen binnen het bouwvlak verhoogd ten opzichte van het vorige plan, maar de in het plan voorziene afstand van de toegestane bedrijfsbebouwing tot de woningen aan de Ursulineweg is vergroot. Voorts voorziet het plan aan de zijde van de Ursulineweg in een groenstrook en een watergang.
Gezien het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat met het plan geen onaanvaardbare inbreuk wordt gemaakt op het karakter van de Ursulineweg.
7.    Voor wat betreft de vrees dat geen representativiteit ten opzichte van de Ursulineweg wordt nagestreefd en als gevolg van het ontstaan van de door [appellant] genoemde "achterkantsituatie" geluidsoverlast vanwege aankomend en vertrekkend verkeer en laden en lossen zal ontstaan, overweegt de Afdeling als volgt.
De raad heeft zich onder verwijzing naar de in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure) aanbevolen richtafstand op het standpunt gesteld dat ter plaatse van de woningen aan de Ursulineweg sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het plan staat bedrijven in milieucategorie 1 en 2 toe. De aanbevolen afstand voor bedrijven in milieucategorie 2 bedraagt 30 meter in een rustige woonwijk en 10 meter in gemengd gebied. Volgens de VNG-Brochure is een gemengd gebied een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied.
In de nabije omgeving van het plangebied bevinden zich reeds detailhandel, bedrijvigheid, sportvoorzieningen, kantoren en een drukke verkeersader. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van een gemengd gebied in de zin van de VNG-Brochure. De afstand tussen de gronden met de bestemming "Bedrijventerrein" en de uiterste situering van de gevel van de meest dichtbij gelegen woning bedraagt ongeveer 32 meter, zodat aan de aanbevolen afstand wordt voldaan. De raad heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ter plaatse van de woningen aan de Ursulineweg ook voor wat betreft het aspect geluid sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Het betoog faalt.
8.    Voor zover [appellant] wijst op de kapwerkzaamheden die reeds in het plangebied zijn uitgevoerd kan dit in het kader van deze procedure niet aan de orde kan komen.
Het betoog faalt.
Conclusie
9.    Het beroep is ongegrond.
10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, griffier.
w.g. Daalder    w.g. Tuit
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2018
425-858.