ECLI:NL:RVS:2018:1102

Raad van State

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
201705964/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Uitbreiding Lierop, fase III' en de gevolgen voor de rugstreeppad

Op 4 april 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'Uitbreiding Lierop, fase III', dat op 1 juni 2017 door de raad van de gemeente Someren is vastgesteld. Appellanten, bewoners van Lierop, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vreesden dat de uitvoering van het plan negatieve gevolgen zou hebben voor de rugstreeppad, een beschermde diersoort. De raad heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de Wet natuurbescherming (Wnb) niet aan de uitvoering van het plan in de weg staat, zoals blijkt uit een quickscan van Adviesbureau Econsultancy. Deze quickscan concludeert dat aanvullend onderzoek naar de rugstreeppad noodzakelijk is, maar dat het bestemmingsplan niet onuitvoerbaar is.

Tijdens de zitting op 8 maart 2018 hebben de appellanten hun bezwaren verder toegelicht, maar de Afdeling oordeelde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de Wnb niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. De Afdeling benadrukte dat de raad beleidsruimte heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat de betrokken belangen zorgvuldig moeten worden afgewogen. De appellanten hebben niet overtuigend aangetoond dat het plan niet voorziet in een geschikt habitat voor de rugstreeppad.

De Afdeling heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van ecologische belangen bij de vaststelling van bestemmingsplannen, maar ook de ruimte die de raad heeft om besluiten te nemen in het kader van ruimtelijke ordening.

Uitspraak

201705964/1/R2.
Datum uitspraak: 4 april 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Lierop, gemeente Someren, appellanten,
en
de raad van de gemeente Someren,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 juni 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Uitbreiding Lierop, fase III" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 maart 2018, waar [appellant] en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door Y.J.P. Vavier en R.G.A. Mennen zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
Overwegingen
1.    Het bestemmingsplan maakt nieuwbouw van maximaal 23 woningen met bijbehorende verkeersvoorzieningen alsmede groenzones met waterberging mogelijk. De begrenzing van het plangebied wordt aan de noordzijde gevormd door de eerste fase van het woningbouwplan "Uitbreiding Lierop" en wordt aan de oostzijde begrensd door de Kromvenweg. De Meervensche Loop vormt de zuidelijke begrenzing van het plangebied. De westelijke begrenzing bestaat uit de omliggende agrarische gronden. [appellant] en anderen wonen allen aan de Tamboer, direct ten noordwesten van het plangebied.
2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
3.    [appellant] en anderen stellen dat in het rapport "Quickscan flora en fauna" van adviesbureau Econsultancy van 7 april 2017 (hierna: de quickscan) staat dat niet uitgesloten kan worden dat de rugstreeppad in het plangebied voorkomt. Volgens hen had de raad het plan niet kunnen vaststellen voordat hij aanvullend onderzoek had verricht naar het aanwezig zijn van de rugstreeppad in het plangebied en zich ervan had verzekerd dat de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) niet aan de uitvoering van het plan in de weg staat.
3.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat uit de quickscan blijkt dat de Wnb niet aan de uitvoering van het plan in de weg staat.
3.2.    De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wnb nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid heeft moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan binnen de planperiode van in beginsel 10 jaar in de weg staat.
3.3.    De raad heeft onderzoek laten verrichten door Adviesbureau Econsultancy naar de gebiedsbescherming en soortenbescherming op basis van de Wnb, waarvan de resultaten zijn neergelegd in de quickscan. Daarin staat dat, omdat het veldbezoek ten behoeve van het onderzoek slechts eenmalig in het vroege voorjaar buiten de avonduren heeft plaatsgevonden, de aanwezigheid van beschermde soorten niet met zekerheid vastgesteld kan worden. Hiervoor dienen meerdere avondbezoeken verspreid over de gehele zomerperiode plaats te vinden. In de quickscan staat voorts dat de werkzaamheden verstorend kunnen werken voor streng beschermde amfibieën, indien deze zich op de locatie bevinden. Geadviseerd wordt om voorafgaand aan de werkzaamheden aanvullend ecologisch onderzoek uit te voeren naar de functie van het plangebied voor de Alpenwatersalamander, de heikikker, de poelkikker en de rugstreeppad. Indien alleen de Alpenwatersalamander en of de poelkikker wordt aangetroffen dient volgens een goedgekeurde gedragscode te worden gewerkt. Indien de heikikker en of de rugstreeppad aangetroffen worden kan een aanvraag om ontheffing met een bijbehorend compensatieplan worden ingediend, aldus de quickscan. In de quickscan wordt geconcludeerd dat in dat geval het plan voorziet in het creëren van een geschikte habitat voor amfibieën. De Wnb staat volgens de quickscan niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg.
3.4.    Ter zitting hebben [appellant] en anderen nader toegelicht dat het plan niet voorziet in een geschikt habitat voor de rugstreeppad, omdat ter plaatse van de gronden waaraan in het plan de bestemming "Groen" is toegekend waterbergingen zullen worden verwezenlijkt en dat deze gronden daarom geen geschikt habitat zullen kunnen bieden voor de rugstreeppad.
3.5.    In de quickscan staat dat de rugstreeppad graag van ondiepe wateren gebruik maakt. Ondiepe wateren warmen snel op en zijn voor deze moeilijk zwemmende soort toegankelijk. De rugstreeppad plant zich in tijdelijke wateren voort.
De Afdeling stelt vast dat aan ongeveer 40% van de gronden van het plangebied de bestemming "Groen" is toegekend. De gronden met de bestemming "Groen" zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplantingen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen voor langzaam verkeer, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en voorzieningen voor riolering en bijbehorende randvoorzieningen. Gezien de oppervlakte van de gronden met de bestemming "Groen" en de doelomschrijving daarvan, maakt het plan verwezenlijking van een voor de rugstreeppad geschikt habitat, waartoe onder meer ook ondiepe wateren, als omschreven in de quickscan, behoren binnen het plangebied mogelijk. Hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd geeft dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat, indien nodig, een ontheffing op grond van de Wnb niet zal kunnen worden verkregen.
Gelet op het voorgaande, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de Wnb op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan binnen de planperiode van in beginsel 10 jaar in de weg staat.
Het betoog faalt.
4.    [appellant] en anderen hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] en anderen hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Het betoog faalt.
5.    Het beroep is ongegrond.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, griffier.
w.g. Hoekstra    w.g. Taal
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2018
325-865.