ECLI:NL:RVS:2018:1014
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- H. Troostwijk
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag wegens veilig derde land
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 1 augustus 2017. De rechtbank had de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, nadat deze aanvraag eerder door de staatssecretaris niet-ontvankelijk was verklaard. De staatssecretaris had geoordeeld dat Koeweit voor de vreemdeling een veilig derde land is, maar de rechtbank oordeelde dat deze motivering ondeugdelijk was.
De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. In het hoger beroep heeft de staatssecretaris de rechtbank verweten dat zij ten onrechte had overwogen dat hij onvoldoende had gemotiveerd dat in Koeweit bescherming wordt geboden overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze uitspraak bevestigd dat de eerdere motivering van de staatssecretaris niet voldeed aan de eisen die de rechtbank had gesteld. De Afdeling heeft de rechtsvraag of Koeweit een veilig derde land is, eerder beantwoord in een uitspraak van 13 december 2017, waarin werd vastgesteld dat de staatssecretaris geen nieuwe argumenten had aangedragen die de eerdere bevindingen konden weerleggen.
De Raad van State heeft het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. De uitspraak is openbaar gedaan op 22 maart 2018.