ECLI:NL:RVS:2018:1013
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- H. Troostwijk
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag wegens veilig derde land
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 13 juli 2017. De rechtbank had de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris om deze aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren vernietigd. De staatssecretaris had in zijn besluit gesteld dat Koeweit voor de vreemdeling een veilig derde land is, maar de rechtbank oordeelde dat deze motivering ondeugdelijk was.
De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In het hogerberoepschrift werd de rechtsvraag opgeworpen of Koeweit inderdaad als veilig derde land kan worden beschouwd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze vraag eerder beantwoord in een uitspraak van 13 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3379) en concludeerde dat de staatssecretaris in zijn motivering niet voldoende onderbouwd had dat in Koeweit bescherming wordt geboden overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag.
De Raad van State heeft geoordeeld dat de grieven van de staatssecretaris niet kunnen leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. De totale kosten bedragen € 501,00, welke geheel zijn toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.