ECLI:NL:RVS:2018:1012
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- H. Troostwijk
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvragen door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 maart 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 4 juli 2017 de besluiten van de staatssecretaris, waarin de aanvragen van vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk waren verklaard, vernietigd. De staatssecretaris had deze aanvragen niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat Koeweit voor de vreemdelingen als een veilig derde land kan worden beschouwd.
De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat in Koeweit bescherming wordt geboden overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris in zijn hogerberoepschrift geen nieuwe motivering heeft gegeven die afwijkt van de eerder door de Afdeling beoordeelde motivering in een uitspraak van 13 december 2017. Hierdoor kon de grief van de staatssecretaris niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
De Afdeling heeft het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de vreemdelingen, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. De totale kosten zijn vastgesteld op € 501,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.