ECLI:NL:RVS:2018:1011
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- H. Troostwijk
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag wegens veilig derde land
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 29 juni 2017 geoordeeld dat de staatssecretaris de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. De staatssecretaris had deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat Koeweit als veilig derde land voor de vreemdeling kan worden beschouwd. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd dat in Koeweit bescherming wordt geboden overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag.
In het hoger beroep heeft de staatssecretaris de rechtbank verweten dat zij ten onrechte had overwogen dat zijn motivering ondeugdelijk was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze uitspraak bevestigd dat de staatssecretaris geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die de eerdere bevindingen van de rechtbank zouden kunnen weerleggen. De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 13 december 2017, waarin al was geoordeeld dat Koeweit niet als veilig derde land kan worden beschouwd voor de vreemdeling.
De Raad van State heeft het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. De totale kosten zijn vastgesteld op € 501,00, te betalen aan de rechtsbijstandverlener van de vreemdeling.