ECLI:NL:RVS:2018:1010
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- H. Troostwijk
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag wegens veilig derde land
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 29 juni 2017 geoordeeld dat de staatssecretaris de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. De staatssecretaris had deze niet-ontvankelijkheid gebaseerd op de stelling dat Koeweit een veilig derde land is voor de vreemdeling. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd dat in Koeweit bescherming wordt geboden overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. O.C. Bondam, een schriftelijke uiteenzetting gegeven en een nader stuk ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag of Koeweit een veilig derde land is, eerder beantwoord in een uitspraak van 13 december 2017. De staatssecretaris heeft in zijn hogerberoepschrift geen nieuwe motivering gegeven die de eerdere bevindingen van de Afdeling zou kunnen weerleggen. De Afdeling concludeert dat de grief van de staatssecretaris niet kan leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 501,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 22 maart 2018.