ECLI:NL:RVS:2017:97

Raad van State

Datum uitspraak
18 januari 2017
Publicatiedatum
18 januari 2017
Zaaknummer
201603233/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontwerpbestemmingsplan voor woningbouw in Heiloo

Op 18 januari 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen [appellante] en anderen en de raad van de gemeente Heiloo. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor het vaststellen van een ontwerpbestemmingsplan voor de realisatie van drie nieuwe woningen op een braakliggend perceel in Heiloo. De raad had op 7 maart 2016 besloten om het ontwerpbestemmingsplan niet vast te stellen, omdat woningbouw in het huidige bestemmingsplan niet is toegestaan. [appellante] en anderen hebben hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij stelden dat zij wel belanghebbenden zijn bij het besluit van de raad.

De raad voerde aan dat [appellante] geen belanghebbende is, omdat zij geen partij was bij de anterieure overeenkomst die was afgesloten met andere belanghebbenden. De Afdeling oordeelde echter dat [appellante] wel degelijk een eigen belang heeft bij het besluit, aangezien zij de toekomstige eigenaar van het perceel is en risico loopt op waardevermindering. De Afdeling concludeerde dat het beroep ontvankelijk was.

In de beroepsgronden stelden [appellante] en anderen dat de raad ten onrechte had geweigerd het postzegelplan vast te stellen en dat de motivering voor deze weigering niet kenbaar was. De Afdeling oordeelde dat de raad in zijn verweerschrift alsnog de motivering had gegeven en dat deze motivering voldoende was. De raad had aangegeven dat er binnen afzienbare tijd een nieuw bestemmingsplan voor het gebied Zandzoom zou worden vastgesteld, waarin de ontwikkeling van het hele gebied in samenhang zou worden bekeken. De Afdeling concludeerde dat de raad zich in redelijkheid op dit standpunt had kunnen stellen en verklaarde het beroep ongegrond.

De raad werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan [appellante] en anderen. De uitspraak benadrukt het belang van de motivering van besluiten in het bestuursrecht en de rol van belanghebbenden in bestemmingsplannen.

Uitspraak

201603233/1/R1.
Datum uitspraak: 18 januari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante] en anderen, gevestigd te [plaats],
en
de raad van de gemeente Heiloo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 maart 2016 heeft de raad de aanvraag van [appellante] en anderen om het ontwerpbestemmingsplan "[locatie], Heiloo" vast te stellen, afgewezen.
Tegen dit besluit hebben [appellante] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 december 2016, waar [appellante] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door P.J. van Goor, advocaat te Wijchen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. ir. H. Halem en S. Jager, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] en anderen willen aan de [locatie] drie nieuwe woningen realiseren. Het perceel is op dit moment onbebouwd en ligt al een aantal jaren braak. In het huidige bestemmingsplan is woningbouw ter plaatse niet toegestaan. Om woningbouw mogelijk te maken is het ontwerpbestemmingsplan "[locatie], Heiloo" in procedure gebracht. De raad heeft besloten om dit zogenoemde postzegelplan niet vast te stellen. [appellante] en anderen kunnen zich hiermee niet verenigen.
Ontvankelijkheid
2. De raad stelt dat het beroep van [appellante] en anderen, voor zover ingesteld door [appellante], niet-ontvankelijk is. Hiertoe voert hij aan dat [appellante] geen belanghebbende is bij het besluit om het postzegelplan niet vast te stellen. Hij voert hiertoe aan dat zij geen partij was bij de anterieure overeenkomst. Deze is namelijk afgesloten tussen de gemeente en [belanghebbende A] en [belanghebbende B].
2.1. [appellante] en anderen stellen zich op het standpunt dat [appellante] wel belanghebbende is bij het besluit van de raad om het postzegelplan niet vast te stellen. In dit verband wijzen zij op de overeenkomst die [appellante] en [belanghebbende A] en [belanghebbende B] hebben afgesloten.
2.2. In de overeenkomst van 10 februari 2014 tussen [appellante] en [belanghebbende A] en [belanghebbende B] staat dat de onroerende zaak gelegen aan de [locatie] te Heiloo door [belanghebbende A] en [belanghebbende B] aan [appellante] wordt verkocht.
2.3. Vast staat dat [appellante] geen partij is bij de anterieure overeenkomst die door de gemeente en [belanghebbende A] en [belanghebbende B] is gesloten. De Afdeling overweegt dat dit enkele feit op zichzelf onvoldoende is voor het oordeel dat [appellante] geen belanghebbende is bij het besluit van de raad om het postzegelplan niet vast te stellen. De Afdeling stelt vast dat [appellante] de toekomstig eigenaar is van het perceel [locatie]. Ook is [appellante] als gevolg van de overeenkomst van 10 februari 2014 risicodrager van een eventuele waardevermindering van het desbetreffende perceel. Gelet op deze omstandigheden is de Afdeling van oordeel dat [appellante] een eigen belang heeft bij het bestreden besluit. Gelet daarop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het beroep van [appellante] en anderen, voor zover ingesteld door [appellante], niet-ontvankelijk is.
Het betoog van de raad faalt.
Beroepsgronden
3. [appellante] en anderen betogen dat de raad ten onrechte heeft geweigerd om het postzegelplan vast te stellen. Voorts betogen zij dat de weigering om het postzegelplan vast te stellen niet kenbaar is gemotiveerd.
3.1. Niet in geschil is dat bij de bekendmaking van het besluit om het postzegelplan niet vast te stellen geen motivering voor dit besluit is vermeld, hetgeen in strijd is met artikel 3:47, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De Afdeling ziet evenwel aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren. De raad heeft in zijn verweerschrift namelijk alsnog de motivering om het postzegelplan niet vast te stellen kenbaar gemaakt. Hierop hebben [appellante] en anderen kunnen reageren.
3.2. De raad heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat hij dit postzegelplan niet wil vaststellen omdat binnen afzienbare tijd een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld voor het hele gebied Zandzoom waarin het perceel [locatie] ligt. De raad heeft toegelicht dat dit bestemmingsplan "Zandzoom" thans wordt voorbereid en dat de verwachting is dat dit plan in 2017 wordt vastgesteld. In dat plan is het uitgangspunt dat maximaal per 10.000 m2 acht woningen zullen worden toegestaan. Dit uitgangspunt wordt doorkruist indien het postzegelplan wordt vastgesteld omdat daarmee drie woningen worden toegestaan op 2632 m2. De raad wil de ontwikkeling van het hele gebied in onderlinge samenhang bezien in het kader van het bestemmingsplan "Zandzoom" en wil hierop niet vooruitlopen door nu het door [appellante] en anderen gewenste postzegelplan vast te stellen.
De Afdeling is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen.
Het betoog faalt.
3.3. [appellante] en anderen hebben verder onder meer betoogd dat de exploitatiebijdrage en het kappen van bomen, geen bezwaar opleveren om het postzegelplan vast te stellen en het gewenste postzegelplan niet in strijd is met de Woonvisie Heiloo 2012-2017. Nu de raad het in 3.2 genoemde standpunt in redelijkheid heeft kunnen innemen en de weigering reeds daarmee toereikend is onderbouwd, behoeven deze beroepsgronden niet te worden besproken.
Het betoog faalt.
Conclusie
4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
Proceskosten
5. De raad dient, gelet op het onder rechtsoverweging 3.1 overwogene, op na te melden wijzen in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Heiloo tot vergoeding van bij [appellante] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1032,90 (zegge: duizendtweeëndertig euro en negentig cent), waarvan € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat de raad van de gemeente Heiloo aan [appellante] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.W.A.M.M. Delauw, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Delauw
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2017
812.