201605160/1/A3.
Datum uitspraak: 5 april 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Alternatief Goederenspoor (hierna: VAG), gevestigd te Halderberge,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 mei 2016 in zaak nr. 14/5140 in het geding tussen:
VAG
en
de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.
Procesverloop
Bij besluit van 26 maart 2014 heeft de staatssecretaris besloten op het verzoek van VAG om documenten die betrekking hebben op het onderwerp "Wet Basisnet Spoor".
Bij besluiten van 9 juli 2014 en 31 augustus 2015 heeft de staatssecretaris het door VAG daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 mei 2016 heeft de rechtbank het door VAG daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de besluiten van 9 juli 2014 en 31 augustus 2015 vernietigd, de staatssecretaris opgedragen om document A22 opnieuw openbaar te maken waarbij de eerste zin van de slotalinea onleesbaar mag worden gemaakt, en bepaald dat de rechtsgevolgen van deze vernietigde besluiten voor het overige in stand blijven.
Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft VAG hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
VAG en de staatssecretaris hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 maart 2017, waar VAG, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], vergezeld door [gemachtigde B] en [gemachtigde C], en de minister, vertegenwoordigd door mr. S. Grievink, vergezeld door drs. H. Nagelhout en J. Waasdorp, zijn verschenen.
Overwegingen
1. VAG heeft de staatssecretaris op 7 januari 2014 verzocht om documenten die betrekking hebben op het onderwerp "Wet Basisnet Spoor".
2. VAG betoogt dat op de inventarislijsten die de staatssecretaris voor behandeling van het verzoek heeft opgesteld, documenten zijn vermeld die zij ten onrechte niet heeft gekregen. Daarnaast kan volgens VAG uit enkele verstrekte documenten worden afgeleid dat de staatssecretaris moet beschikken over vervolgonderzoek en achterliggende berekeningen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voorts betwist VAG het standpunt van de staatssecretaris dat een document niet kan worden verstrekt omdat het digitaal niet te openen is. Het gaat om het document aangeduid als B45. De rechtbank heeft miskend dat enkele documenten die niet in het bezit zijn van de staatssecretaris ten onrechte niet zijn opgevraagd bij externe instanties, nu de staatssecretaris het document met aanduiding D7 wel extern heeft opgevraagd, aldus VAG.
2.1. De staatssecretaris heeft toegelicht dat voor de behandeling van het verzoek van VAG inventarislijsten zijn opgesteld, die in belangrijke mate zijn gebaseerd op agenda’s van bijeenkomsten over Basisnet Spoor. Gebleken is dat enkele presentaties die waren geagendeerd, uiteindelijk niet zijn gegeven of dat daarvan geen schriftelijke versie is uitgereikt. Daarom hadden deze niet op de inventarislijst moeten worden opgenomen. De presentaties die zijn vermeld in de stukken met kenmerken D51, D58 en D62 zijn wel geagendeerd, maar niet gegeven; de in de stukken aangeduid als D55, D122 en D123 vermelde presentaties zijn wel gegeven, maar daarvan zijn geen schriftelijke versies uitgereikt; bij het stuk aangeduid als F55 gaat het om een presentatie van AVIV over het gebruik van de tabel Spoor en een presentatie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu over de stand van zaken van Basisnet Spoor. Van de presentatie van AVIV is geen schriftelijke versie uitgereikt en VAG beschikt over de presentatie van het ministerie, omdat deze is te vinden in het al openbaar gemaakte document aangeduid als F43. Wat stuk A25 betreft, leidt VAG uit een afspraak tussen de toenmalige ministers Eurlings en Cramer om nader onderzoek te doen naar gevolgen van beperkingen op de Brabantroute voor de route Rotterdam-Roosendaal, ten onrechte af dat hiervan een rapport, verslag of onderzoek beschikbaar is; dit punt is alleen in ambtelijke gesprekken nader verkend. Uit de presentatie aangeduid als F21 heeft VAG ten onrechte afgeleid dat een rapport van AVIV zou bestaan dat is opgesteld voor berekeningen van AVIV van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico waarvan de uitkomsten vervolgens zijn gepresenteerd, aldus de staatssecretaris.
2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 21 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3429), is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, dat document toch onder het bestuursorgaan berust. Over het elektronische document met de aanduiding B45 heeft de staatssecretaris verklaard dat dit zodanig is beschadigd, dat ook de afdeling informatietechnologie op het ministerie dit niet kon openen. Volgens de staatssecretaris is ook onderzocht of het document elders kon worden achterhaald, maar bleek dit niet het geval. Deze verklaring komt de Afdeling niet ongeloofwaardig voor. Dat VAG het verbazingwekkend vindt dat het met de huidige stand van de techniek niet mogelijk is om dat stuk te ontsluiten, maakt de verklaring van de staatssecretaris niet onjuist. De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat VAG niet aannemelijk heeft gemaakt dat het elektronische document met de aanduiding B45 niet is beschadigd of op een andere wijze beschikbaar kan worden gesteld.
Over de overige documenten waar VAG op doelt, heeft de staatssecretaris toegelicht dat deze ofwel niet bestaan dan wel niet onder hem berusten of hadden behoren te berusten. Ook deze toelichting komt de Afdeling niet ongeloofwaardig voor. Het enkele vermoeden van VAG, dat informatie wordt achtergehouden, maakt de toelichting van de staatssecretaris niet onjuist.
De staatssecretaris heeft verder toegelicht dat hij document D7 elders heeft opgevraagd, omdat dit document tijdens een overleg van Werkgroep Spoor op 10 maart 2009 is uitgereikt, zodat het document onder hem had behoren te berusten. VAG heeft niet aannemelijk gemaakt dat voor de overige documenten die zij wenst te ontvangen zich een soortgelijke situatie voordoet. Het aangevoerde geeft daarom geen grond voor het oordeel dat de rechtbank heeft miskend, dat bij de overige stukken waar VAG op doelt documenten zitten die de staatssecretaris, evenals document D7, alsnog had moeten achterhalen.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Van Steenbergen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 april 2017
528.