ECLI:NL:RVS:2017:887

Raad van State

Datum uitspraak
3 april 2017
Publicatiedatum
3 april 2017
Zaaknummer
201600616/3/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor Chassékerk en pastorie in Amsterdam

Op 3 april 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. Het verzoeker, wonend te Amsterdam, had bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die op 12 april 2016 was verleend voor het veranderen en vergroten van de Chassékerk en pastorie, met de bestemming tot 9 danszalen, een hotel met 45 kamers, en andere voorzieningen. De vergunning was verleend door het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel West.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de verzoeker om schorsing van de omgevingsvergunning afgewezen. De verzoeker voerde aan dat de exploitatie van het hotel in strijd was met de bouwverordening van Amsterdam, omdat er onvoldoende parkeerplaatsen zouden zijn. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de verzoeker bij voldoende parkeerplaatsen niet zo zwaarwegend was dat de hersteltermijn die aan het algemeen bestuur was gegeven, niet mocht worden afgewacht.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen, mede omdat de hotelmanager had aangegeven dat er tot nu toe geen problemen waren met de parkeerplaatsen voor de gasten. De beslissing werd genomen zonder proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 3 april 2017.

Uitspraak

201600616/3/A1.
Datum uitspraak: 3 april 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 december 2015 in zaken nrs. 13/4699 en 14/5616 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
algemeen bestuur van de bestuurscommissie van Stadsdeel West.
Procesverloop
Bij besluit van 2 juli 2013 heeft het dagelijks bestuur van stadsdeel West, thans: het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel West, aan [belanghebbende] een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen en vergroten van de bestaande Chassékerk en pastorie, met bestemming daarvan tot 9 danszalen, een hotel met 45 kamers, een gym- en muzieklokaal, een grand café met restaurant en ruimten ten behoeve van een fysio- en tandartspraktijk in, aan en bij de gebouwen op het adres Chasséstraat 62 en 64 in Amsterdam (hierna: het perceel) onder de in het besluit gestelde voorwaarden.
Bij besluit van 18 februari 2014 heeft het dagelijks bestuur [belanghebbende] een omgevingsvergunning verleend voor het gewijzigd uitvoeren van de op 2 juli 2013 verleende omgevingsvergunning, op en aan het gebouw aan de Chasséstraat 62 en 64.
Bij besluit van 24 juni 2014 heeft het algemeen bestuur een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een installatiekast op het dak ter vervanging van de bij het besluit van 18 februari 2014 vergunde installatiekasten op het dak van de aanbouw achter het gebouw op de locatie Chasséstraat 64, onder de in het besluit gestelde voorwaarden.
Bij besluit van 22 juli 2014 heeft het algemeen bestuur het bezwaar van [verzoeker] tegen de besluiten van 18 februari 2014 en 24 juni 2014 ongegrond verklaard.
Bij tussenuitspraak van 7 mei 2015 heeft de rechtbank het algemeen bestuur in de gelegenheid gesteld de geconstateerde gebreken in de besluiten van 2 juli 2013 en van 22 juli 2014 te herstellen.
Bij uitspraak van 15 december 2015 heeft de rechtbank het door [verzoeker] tegen de besluiten van 2 juli 2013 en 22 juli 2014 ingestelde beroepen gegrond verklaard en deze besluiten vernietigd. Ten aanzien van het besluit van 2 juli 2013 heeft de rechtbank het algemeen bestuur opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag en ten aanzien van het besluit van 22 juli 2014 de rechtsgevolgen in stand gelaten.
Tegen de uitspraken heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 12 april 2016 heeft het algemeen bestuur opnieuw omgevingsvergunning verleend voor het veranderen en vergroten van de bestaande Chassékerk en pastorie, met bestemming daarvan tot 9 danszalen, een hotel met 45 kamers, een gym- en muzieklokaal, een grand café met restaurant en ruimten ten behoeve van een fysio- en tandartspraktijk in, aan en bij de gebouwen op het perceel onder de in het besluit gestelde voorwaarden.
Bij tussenuitspraak van 8 maart 2017 heeft de Afdeling het algemeen bestuur opgedragen om binnen 16 weken na verzending van die uitspraak met in achtneming van hetgeen daarin is overwogen de geconstateerde gebreken te herstellen, de uitkomst aan de Afdeling en partijen mede te delen en een nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 maart 2017, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. G.G. Kranendonk, en het algemeen bestuur, vertegenwoordigd door mr. F. Arents en R.J. Breek, zijn verschenen. Verder is daar gehoord [belanghebbende], bijgestaan door [gemachtigden].
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    [verzoeker] heeft verzocht om schorsing van het besluit van 12 april 2016. Hij wil daarmee bereiken dat het hotel, dat onlangs in gebruik is genomen, niet wordt geëxploiteerd zolang geen passende maatregelen zijn getroffen, waardoor ernstige parkeeroverlast nabij zijn woning wordt voorkomen. Hij voert daartoe aan dat uit de tussenuitspraak volgt dat de exploitatie van het hotel in strijd is met artikel 2.5.30 van de bouwverordening Amsterdam 2013 (hierna: de Bouwverordening) en dat het algemeen bestuur nog niet heeft aangetoond dat er wel voldoende parkeerplaatsen zijn.
3.    In de tussenuitspraak heeft de Afdeling geconstateerd dat aan het parkeeronderzoek, waarvan de uitkomsten neergelegd zijn in het verkeersonderzoek Chassé Dance Studios van 8 maart 2016 van Goudappel Coffeng, enkele gebreken kleven, waardoor het algemeen bestuur dit onderzoek niet ten grondslag heeft kunnen leggen aan zijn besluit om af te wijken van het vereiste neergelegd in artikel 2.5.30 van de Bouwverordening om op eigen terrein in voldoende parkeerplaatsen te voorzien. De Afdeling heeft het algemeen bestuur in de gelegenheid gesteld om onder meer deze gebreken te herstellen. Verder heeft de Afdeling overwogen dat zij geen aanleiding ziet voor de conclusie dat herstel niet meer mogelijk is. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen [verzoeker] in zijn verzoek en ter zitting naar voren heeft gebracht evenmin aanleiding voor die conclusie. Het belang van [verzoeker] bij een parkeerplaats nabij zijn woning acht de voorzieningenrechter niet zo zwaarwegend dat de gegeven hersteltermijn niet mag worden afgewacht. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat ter zitting door de hotelmanager is toegelicht dat gelet op de boekingen in de komende maanden zeer weinig gasten worden verwacht die met de auto komen. Verder heeft de hotelmanager toegelicht dat het hotel tot nu toe de enkele gasten die wel met de auto kwamen heeft kunnen verwijzen naar parkeerplaatsen elders.
Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de gevraagde voorziening te treffen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.
w.g. Van Altena    w.g. Soede
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2017
270.