ECLI:NL:RVS:2017:823

Raad van State

Datum uitspraak
29 maart 2017
Publicatiedatum
29 maart 2017
Zaaknummer
201606191/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Spitsbusbaan N235-2016 en beroep van omwonenden

Op 29 maart 2017 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Spitsbusbaan N235-2016" dat op 30 juni 2016 door de raad van de gemeente Waterland is vastgesteld. Appellant A en anderen, wonend in Ilpendam, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 16 maart 2017, waarbij de appellanten vertegenwoordigd waren door een gemachtigde en de raad door drs. H. Koldewijn en N. Zwaag. Ook het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland was aanwezig, vertegenwoordigd door mr. drs. J.L. Damen en ing. J. Steenis.

De appellanten betogen dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan onzorgvuldig heeft gehandeld en de belangen van de bewoners van Purmerend ten onrechte zwaarder heeft laten wegen dan de verkeersveiligheid en andere belangen van omwonenden. Ze stellen dat er onvoldoende is gekeken naar alternatieven, zoals een ventweg parallel aan de N235, die hun percelen zou ontsluiten. De Raad van State overweegt dat de raad beleidsvrijheid heeft bij het maken van bestemmingsplannen en dat de belangen van omwonenden in de afweging zijn meegenomen. De Raad concludeert dat het beroep van de appellanten, voor zover ontvankelijk, ongegrond is en verklaart het beroep van enkele andere appellanten niet-ontvankelijk omdat zij geen zienswijze hebben ingediend tijdens de terinzagelegging van het ontwerpplan.

De uitspraak benadrukt dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan rekening moet houden met de belangen van alle betrokkenen en dat de appellanten niet kunnen stellen dat hun percelen niet op een verkeersveilige manier kunnen worden ontsloten. De Raad van State wijst erop dat uitvoeringsaspecten, zoals de vervanging van asfalt door grasbetonklinkers, niet aan de orde zijn in deze procedure. De Raad van State verklaart het beroep van appellant A en anderen ongegrond, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201606191/1/R1.
Datum uitspraak: 29 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en anderen, wonend te Ilpendam, gemeente Waterland,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Waterland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 juni 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Spitsbusbaan N235-2016" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2017, waar [appellant A] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door drs. H. Koldewijn en N. Zwaag, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, vertegenwoordigd door mr. drs. J.L. Damen en ing. J. Steenis.
Overwegingen
Inleiding
1.    Het plan voorziet in een spitsbusbaan direct ten oosten van het Noordhollandsch Kanaal en aan de westzijde van de N235, een en ander tussen de Dorpsstraat te Ilpendam en de Verzetslaan te Purmerend. In de huidige situatie is daar, tussen de Verzetslaan en de Aalduikerweg, een busstrook aanwezig die alleen in de richting van Amsterdam, in de ochtendspits, door het openbaar vervoer kan worden gebruikt en die niet fysiek van het overige gemotoriseerde verkeer is afgescheiden. Deze busstrook zal worden verbreed en van het overige wegverkeer worden afgescheiden. De spitsbusbaan zal volgens de toelichting worden uitgevoerd in zogenoemde tidal flow. Daarbij kan deze spitsbusbaan in eenrichtingsverkeer ’s ochtends richting Amsterdam en in de avondspits in tegengestelde richting gebruikt worden. Gelijktijdig met de aanleg van de spitsbusbaan zal het wegprofiel van de N235 worden gewijzigd en zal een aantal maatregelen aan de weg worden uitgevoerd.
Toetsingskader
2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Ontvankelijkheid
3.    Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
[appellant B], [appellant C], [appellant D], [appellant E] en [appellant F] hebben geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten. Deze omstandigheid doet zich niet voor.
Het beroep, voor zover dit is ingesteld door [appellant B], [appellant C], [appellant D], [appellant E] en [appellant F], is niet-ontvankelijk.
4.    In het navolgende moet onder [appellant A] en anderen worden verstaan, [appellant A] en anderen, voor zover ontvankelijk.
Inhoudelijk
5.    [appellant A] en anderen wonen allen aan de Jaagweg, die onderdeel uitmaakt van de N235. Naar hun mening heeft de raad op onzorgvuldige wijze beslist en de mobiliteit van de bewoners van Purmerend ten onrechte zwaarder laten wegen dan de verkeersveiligheid en de overige belangen van omwonenden. Niet is gekeken naar de door hen aangedragen alternatieven, voor een ventweg parallel aan de oostzijde van de N235. Hun percelen zouden dan op deze ventweg kunnen worden ontsloten. Hiermee zou een einde komen aan de bestaande situatie waarbij hun percelen direct ontsluiten op de N235. Door de manier waarop de busbaan thans zal worden aangelegd zal naar hun mening de verkeersveiligheid ter plaatse verder verslechteren, met name door de vervanging van het bestaande asfalt door grasbetonklinkers bij de uitritten van hun woningen, het weghalen van de bestaande verlichting en het ontbreken van borden die waarschuwen voor de uitritten. Bovendien vervalt als gevolg van de verwezenlijking van het plan de bushalte nabij hun woningen.
6.    De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
Bij het vaststellen van het plan zijn verschillende alternatieven bezien en afgewogen. Het provinciaal bestuur heeft in dit kader als wegbeheerder aangegeven dat het maken van een ventweg is afgestuit op het ontbreken van voldoende ruimte naast de N235. Hierdoor zou deze weg naar de huizen van omwonenden toe moeten worden verlegd, hetgeen de nodige kosten met zich brengt. Ook zou de N235 door een vangrail van de ventweg moeten worden afgescheiden, waardoor in tegenstelling tot de bestaande situatie, op de N235 geen uitwijkruimte meer zou bestaan en een aparte vluchtstrook zou moeten worden aangelegd. Voorts zijn in de plantoelichting de verschillende mogelijke uitritten bij woningen, landbouw- en andere bedrijven aangegeven. Niet is gebleken dat de percelen van [appellant A] en anderen na de verwezenlijking van het plan, in het geheel niet op een verkeersveilige manier kunnen worden ontsloten. Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad, in aanmerking genomen de hem toekomende beleidsvrijheid, onvoldoende oog heeft gehad voor de belangen van de aanwonenden dan wel alternatieven onvoldoende heeft bezien. In dit verband is nog van belang dat hetgeen [appellant A] en anderen hebben aangevoerd over de vervanging van asfalt bij de uitritten door grasbetonklinkers, het weghalen van de bestaande verlichting en het ontbreken van borden die waarschuwen voor de uitritten, geen betrekking heeft op het plan zelf maar op de uitvoering daarvan. Deze uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen en moeten derhalve buiten beschouwing blijven. Daarbij wijst de Afdeling er op dat het plan niet in de weg staat aan het gebruik van asfalt en de plaatsing van verlichting en waarschuwingsborden zoals [appellant A] en anderen wensen. De door [appellant A] en anderen bestreden maatregelen konden verder ook onder het voorafgaande plan al worden uitgevoerd.
Overigens wijst de Afdeling er in dit verband nog op dat de raad in het verweerschrift heeft gesteld dat bij de uitritten waarschuwingsborden zullen worden geplaatst, dat in de wegas van het naast de N235 gelegen fietspad LED-verlichting zal worden geplaatst en dat ook bij alle uitritten bij gebouwen dergelijke verlichting zal worden geplaatst ter markering van die uitritten.
Verder is ook het verdwijnen van de bushalte bij de woningen van [appellant A] en anderen niet voorzien in het plan. In de planregels is uitdrukkelijk voorzien in de mogelijkheid om halteplaatsen voor openbaar vervoer in het betreffende gedeelte van het plangebied aan te leggen. In dit verband heeft de raad er bovendien terecht op gewezen dat voor het verwijderen van de bushalte zelf een verkeersbesluit noodzakelijk is. Tegen een dergelijk besluit staat voor belanghebbenden de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.
Conclusie en proceskosten
7.    Gelet op het voorgaande is het beroep, voor zover ontvankelijk, ongegrond.
8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het beroep van [appellant A] en anderen niet-ontvankelijk voor zover dit is ingesteld door [appellant B], [appellant C], [appellant D], [appellant E] en [appellant F];
II.    verklaart het beroep, voor zover ontvankelijk, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Verhage, griffier.
w.g. Van der Wiel    w.g. Verhage
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2017
655.