ECLI:NL:RVS:2017:803

Raad van State

Datum uitspraak
29 maart 2017
Publicatiedatum
29 maart 2017
Zaaknummer
201701893/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep van de Partij Voor Alle Zaken tegen het besluit van het centraal stembureau

Op 27 februari 2017 heeft het centraal stembureau de aanduiding ‘PVAZ (Partij Voor Alle Zaken)’ geschrapt uit het register, zoals bedoeld in artikel G 1 van de Kieswet. De Partij Voor Alle Zaken (PVAZ), gevestigd te Harderwijk, heeft hiertegen beroep ingesteld. Het centraal stembureau heeft een verweerschrift ingediend en de PVAZ heeft nadere stukken ingediend. De zaak is ter zitting behandeld op 16 maart 2017, waar het centraal stembureau vertegenwoordigd was door mr. W.A.E. Brüheim.

De PVAZ was ingevolge artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht griffierecht verschuldigd voor het door haar ingestelde beroep. De PVAZ is op 3 maart 2017 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, met een termijn voor betaling tot 16 maart 2017 om 10:30 uur. Het bedrag is echter niet binnen de gestelde termijn op de rekening van de Raad van State bijgeschreven of contant betaald. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die erop wijzen dat de PVAZ niet in verzuim is geweest.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de PVAZ niet heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van het griffierecht binnen de gestelde termijn. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 maart 2017.

Uitspraak

201701893/1/A2.
Datum uitspraak: 29 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de Partij Voor Alle Zaken (hierna: PVAZ), gevestigd te Harderwijk,
appellante,
en
de Kiesraad, handelend als centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (hierna: het centraal stembureau),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 februari 2017 heeft het centraal stembureau de onder nr. 288 geregistreerde aanduiding ‘PVAZ (Partij Voor Alle Zaken)’ en, voor zover van toepassing, het bijbehorende logo geschrapt uit het register, als bedoeld in artikel G 1 van de Kieswet.
Tegen dit besluit heeft de PVAZ beroep ingesteld.
Het centraal stembureau heeft een verweerschrift ingediend.
De PVAZ heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2017, waar het centraal stembureau, vertegenwoordigd door mr. W.A.E. Brüheim, is verschenen.
Overwegingen
1.    De PVAZ is ingevolge artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht voor het door haar ingestelde beroep griffierecht verschuldigd. Een beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard, indien storting of bijschrijving van het griffierecht niet heeft plaatsgevonden binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling waarin de indiener van een beroepschrift is gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Ingevolge artikel G 5, tweede lid, van de Kieswet gelezen in verbinding met artikel D 9, tweede lid, van die wet, kan de voorzitter een kortere termijn stellen, waarbinnen de bijschrijving of storting van het verschuldigde bedrag dient plaats te vinden.
2.    De PVAZ is bij brief van 3 maart 2017, diezelfde dag per e-mail verzonden, op de verschuldigdheid van het griffierecht gewezen. In die brief is voorts vermeld dat de termijn voor het voldoen van het griffierecht is gesteld op 16 maart 2017 om 10:30 uur, zijnde het tijdstip van aanvang van de zitting. Het bedrag is niet binnen de gestelde termijn op de rekening van de Raad van State bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State betaald. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden, op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de PVAZ in verzuim is geweest.
3.    Het beroep is niet-ontvankelijk.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.
w.g. Borman    w.g. Hazen
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2017
452.